(verschenen in De Standaard op 9 oktober 2008, als reactie op de bijdrage "Staat van ontbinding" van Peter De Graeve in DS van 6 oktober 2008; zie ook onderaan voor De Graeves tekst)
Enerzijds heeft Peter De Graeve gelijk : België is een ontspoorde democratie. Anderzijds slaat hij de bal grondig mis: de EU is, anders dan De Graeve beweert, niet democratischer dan België. Wel integendeel.
De machtigste instellingen van de EU, de Raad en de Commissie, zijn niet democratisch door de kiezer gelegitimeerd. De leden van de Raad (de staats- en regeringsleiders en de ministers) zijn alleen verantwoording verschuldigd tegenover hun nationale parlementen, die geen Europese bevoegdheden hebben. Streng genomen hebben de EU-ministers in de Raad geen enkel Europees mandaat van de kiezer gekregen: in het beste geval komen ze bij nationale verkiezingen op. Eigenlijk bestaat er dus geen institutionele tegenmacht voor de Raad.
De EU kent geen ware scheiding der machten. Wetgevende en uitvoerende bevoegdheden zijn verdeeld over de Raad, de Commissie en het Parlement, met een duidelijk machtsoverwicht voor de eerste twee. De rechters van het Hof van Justitie in Luxemburg worden door de nationale regeringen (dus door de leden van de Raad) in onderlinge overeenstemming benoemd. En vooral: herbenoemd. Als garantie voor rechterlijke onafhankelijkheid kan dat tellen.
Het Europees Parlement is allesbehalve een volwaardig parlement. Het mag de Commissie verzoeken om aan de Raad wetgevingsvoorstellen voor te leggen, stel je voor! Op de meest gevoelige domeinen heeft het parlement slechts adviesrecht. Zelfs over de begroting heeft het geen volwaardig beslissingsrecht. Naar mijn weten is de EU de enige ‘democratie’ waar het parlement niet alleen in de praktijk, maar zelfs in theorie ('institutioneel') een zo zwakke instelling is.
Het Lissabon-verdrag schaaft dit democratisch deficit hier en daar wat bij. Toch blijft het parlement in de belangrijkste domeinen verstoken van de ultieme beslissingsmacht of een veto. Bovendien voert ‘Lissabon’ ook een aantal uitgesproken ondemocratische mechanismen in. Zo zullen in de EU-na-Lissabon de 27 staats- en regeringsleiders, en zij alleen, beslissen over militaire EU-operaties in andere delen van de wereld, dus over oorlog en vrede.
Waarlijk, ik vraag me af waar Peter De Graeve in de EU meer democratie vindt dan in België.
De opinietekst van De Graeve (bron: De Standaard, 6-10-08)
Staat van ontbinding
De bankcrisis kon de aandacht even afleiden van de institutionele problemen, en politici de kans gegeven 'staatsmanschap' te tonen. Maar sneller dan gehoopt zullen de communautaire problemen weer de kop opsteken, zegt Peter Degraeve .
Analisten zeggen in koor dat we in het oplossen van onze communautaire problemen nog geen stap verder staan. Er is nu een dialoog van gemeenschap tot gemeenschap beloofd, al weet iedereen dat het gesprek helemaal niet tussen de 'gemeenschappen' gevoerd zal worden. Redelijkheid, matiging en vriendschap zijn de deugden die van de gesprekspartners worden verlangd. Dat klinkt mooier dan het is… De communautaire problemen zijn fundamenteel, omdat ze zowel de werking als het ideaal zelf van de democratie bedreigen. Vlamingen en Franstaligen hebben geen verschillende kijk op de werkelijkheid omdat ze een andere taal spreken en (dus) tot verschillende gemeenschappen behoren. Dat zou een etnische en bijgevolg racistische verklaring van de politieke crisis inhouden. Vlamingen en Franstaligen hebben een andere visie op België omdat ze een andere invulling hebben van de idee 'democratie'. Wie de communautaire breuklijnen ontleedt vanuit een democratisch kader, stelt vast dat Franstaligen de vrijheid, Vlamingen de gelijkheid vooropstellen als basisbeginsel van de staat. De ruzies over taalgebruik in België, in Brussel en in de Rand zijn terug te voeren op een politiek gevecht om de superioriteit van die idealen, vrijheid of gelijkheid. Franstaligen verdedigen de persoonlijke vrijheid om hun taal, het Frans, te spreken waar ze wonen. Vlamingen vragen dat Franstaligen zich als gelijken onder hun gelijken gedragen, en het Nederlands (leren) spreken in Vlaanderen. Om dezelfde reden streven Vlamingen naar de gelijke behandeling van het Nederlands in Brussel, of verzaken ze aan het recht om hun taal te spreken in Wallonië. Ze passen het gelijkheidsbeginsel in wederkerigheid toe. Hieruit blijkt dat de communautaire strijd alles behalve etnisch gestuurd wordt. Het betreft daarentegen een essentieel politiek gevecht om de interpretatie van wat voorrang heeft in een democratie, vrijheid of gelijkheid. Het communautaire is dus geen schijnprobleem. Het raakt het hart van onze democratie. Het vormt hét fundamentele probleem van deze staat. In België bestaan twee democratieën. Maar het zijn niet de twee die Bart De Wever op het oog heeft, een Vlaamse en een Waalse. Het is complexer. Er is een Belgische democratie en er is een Vlaamse democratie. Die twee bestaan niet naast, maar 'in' elkaar. De Belgische democratie heeft een Franstalige sokkel, wordt sedert 1830 door de vrijheidsidee gedragen en heeft de stad Brussel als politieke basis. De Franse dichter Baudelaire heeft dit fenomeen in 1865 al vlijmscherp geanalyseerd. In het perspectief van die libertaire Belgische democratie is de visie van FDF-voorzitter Maingain, dat alleen een forse uitbreiding van Brussel garandeert dat 'België niet wordt gesplitst', perfect logisch. Binnen die logica is zijn uitspraak perfect legitiem. Maingain verdedigt de Franstalige idee van een Belgische, politiek gedereguleerde democratie. Een land, waar ieder (die Franstalig is) zijn zin kan doen. Vlamingen beweren net het tegenovergestelde, namelijk dat alleen de splitsing van BHV en het behoud van Brussel binnen de huidige grenzen de garantie is voor het behoud van het land. Zij verdedigen de idee van een gereguleerde democratie, met een beperking van de Franstalige individuele vrijheid. Wij beleven de crash van een 'politiek kapitalisme': België moet kiezen tussen de Vlaamse taalregulering of de Franstalige graailinguïstiek. Als sociaaldemocraat kies ikzelf voor de bescherming van de gelijkwaardigheid, tegen de ongebreidelde vrijheid. Het door elkaar heen bestaan van twee democratieën, de Vlaamse egalitaire en de Belgische libertaire, maakt het probleem quasi onontwarbaar. België zal niet verdampen, zoals de liberaal De Gucht beweert. Dat is wishful thinking. In andere EU-lidstaten leeft de idee van de verdamping geenszins. Waarom dan wel in België? De illusie van de verdamping komt voort uit de recente geschiedenis. Bovenaan bevindt zich Europa. De EU kampt weliswaar met een ernstig democratisch deficit, zoals de referenda over de grondwet pijnlijk duidelijk maakten. Maar de uitdaging van de democratisering wordt op het Europese niveau niettemin ernstig genomen. Onderaan bevindt zich de Vlaamse democratie. Tussen beide in zit de doodzieke Belgische democratie. Wie beweert dat België zal verdampen doet alsof de geschiedenis het Belgische probleem wel zal oplossen. Maar het is net andersom: wij moeten de problemen oplossen de geschiedenis ons heeft nagelaten. Van de drie niveaus': Europa, België, de Vlaamse deelstaat, is het Belgische vandaag ronduit het minst democratische. Daarom dreigt de communautaire dialoog te mislukken: niet twee gemeenschappen zitten er tegenover elkaar, maar een wil en een onwil tot democratisering… België verdampt niet. Het verkrampt. Hoe graag we het ook zouden willen, België is geen democratie. Deze staat is van top tot teen, en van begin tot einde, een ontspoorde democratie, een 'failed state' in de woorden Chomsky. Een staat die niet weet welke filosofische principes hem leiden. Die bijgevolg geen principes heeft… Hoe kan dit ooit een democratie zijn? Onze discussies en dialogen zouden al 'half gewonnen' zijn, indien we eerst dat feit onder ogen zagen: de democratie in België, of zelfs de 'democratisering' in Vlaanderen (de zgn. 'Vlaamse Beweging'), is voortdurend ontspoord en blijft maar ontsporen. Waarom zou het morgen anders zijn? Zo groot zijn onze redelijkheid en onze vriendschap, dat ze overlopen. Alleen onze democratie staat onder. We vergeten te makkelijk dat redelijkheid en vriendschap in de politiek niet het begin zijn van het gesprek, maar het beoogde resultaat. Ze zijn niet de voorwaarde voor democratie, maar de vruchten ervan. Wie wil oogsten, moet eerst zaaien. Peter De Graeve doceert filosofie aan de UA
1 opmerking:
Beste Geert, je hebt gelijk, natuurlijk. Om precies te zijn: ik heb 'Europa' alleen in de vergelijking ingebracht als een politiek niveau waarop nog een (geringe) mogelijkheid tot democratisering schuilt, die op het Belgische niveau al verdwenen lijkt. Dat Europa zelf (nog?) geen democratie is, wordt ook met zoveel woorden in mijn boek over België ('Staat van ontbinding') gesteld. Maar een krantenartikel is nu eenmaal te beperkt om alle finesses uit te leggen. Dat heb jijzelf nu verduidelijkt. Waarvoor dank: ik ben het dus in grote lijnen met je eens. Vriendelijke groet, Peter De Graeve
Een reactie posten