02 juni 2010

Polen moet het met transcripties van de zwarte dozen doen

De zwarte dozen van de Poolse TU-154M, het presidentiële vliegtuig dat op 10 april in Smolensk neerstortte, blijven in Russische handen en grotendeels ontoegankelijk voor de Poolse onderzoekers. Wat gisteren in Polen vrijgegeven werd, zijn slechts transcripties.

Zwarte dozen: geen opnamen, maar afschriften

Vandaag berichten zowat alle media (bvb. De Standaard) over de "opnamen van de zwarte dozen", die gisteren op aanwijzing van premier Donald Tusk openbaar gemaakt werden. Wat doorgaans niet vermeld wordt maar best wel geweten mag zijn, is dat de Polen van de Russische onderzoekers slechts een (papieren) afschrift van de opnames van de zwarte dozen kregen. De zwarte dozen zelf blijven in Russische handen.

Ter herinnering. Na de crash van de Toepolev vonden de Polen één van de vier zwarte dozen en namen deze voor onderzoek mee naar Polen. De andere drie zwarte dozen bleven in handen van de Russische onderzoekers. Op 7 mei werd bericht dat de Polen "hun" zwarte doos aan de Russen overmaakten. Het is niet bekend of de Polen een kopie van de opnamen maakten. In elk geval zijn vandaag alle zwarte dozen in Russische handen. De Polen beschikken alleen over de door Rusland afgeleverde transcripties.

Er is dus geen mogelijkheid om na te gaan of de nu gepubliceerde transcripties met de echte opnamen overeenstemmen.


Hier vindt u de gepubliceerde transcripties in pdf-formaat, in het Russisch (linkerkolom) en het Pools (rechterkolom). Opvallend is dat veel uitspraken "onbegrijpelijk" (in het Pools aangeduid met "(niezr.)") of niet aan een persoon toe te wijzen zijn (aangeduid met een "A" in de derde kolom). Ook trad het TAWS-alarmsysteem al een minuut voor de crash in werking (met in totaal 8 maal een fluitsignaal, 8 maal een waarschuwing "TERRAIN AHEAD!" en 13 maal "PULL UP!"), maar het werd door de piloten compleet genegeerd. Tot de laatste seconden voor de crash wijst geen enkele uitlating van de bemanning erop dat ze zich van enig gevaar bewust zijn. Pas om 10:40:59,3 lokale tijd, wanneer het toestel bij de botsing met een boom een stuk van de linkervleugel verliest, stoot de tweede piloot een vloek uit. Zes seconden later spat het vliegtuig in zoveel stukken uit elkaar dat de passagiers, de bagage, de stoelen, de rechtervleugel en de romp op honderden meters afstand van de op de ons bekende foto's getoonde inslagplaats terechtkomen.


Ik wil er nog op wijzen dat volgens het officiële onderzoeksrapport dat de door Rusland geleide onderzoekscommissie ("MAK-commissie") op 20 mei vrijgaf en dat in de internationale pers nauwelijks aandacht kreeg:
- het vliegtuig driemaal met een voorwerp op de grond in aanraking kwam (van de eerste twee botsingen lijken de piloten, afgaande op de transcripties, niets gemerkt te hebben);
- de automatische piloot pas 5 seconden voor de crash uitgeschakeld werd (wat betekent dat de afwijking van het toestel van de correcte koers niet aan de piloten maar aan de automatische piloot lag);
- het vliegtuig ondersteboven neerstortte.
Van dit MAK-rapport staat hier een (automatisch gegenereerde) Engelse vertaling. 


Rzeczpospolita : een schandaalblad?

Volgens De Standaard (of juister: volgens AP) liet premier Tusk de transcripties publiceren "om speculaties over de oorzaak van het ongeluk en allerlei samenzweringstheorieën in Poolse schandaalbladen te ontzenuwen".

Wie met enige aandacht de berichtgeving over de Smolensk-catastrofe in Rzeczpospolita (dat het label kwaliteitskrant meer verdient dan gelijk welke Vlaamse krant) volgt, kan niet om de vaststelling heen dat de redactie van de "Rzepa" serieuze twijfels heeft bij het verloop van het onderzoek. Niet zelden besluiten de redacteurs hun artikelen over het onderzoek met als nieuwsfeit vermomde kritiek op het onderzoek. Hier bijvoorbeeld het slot van een Rzeczpospolita-artikel over de zopas gepubliceerde transcripties:
"Piloten laten ons - inofficieel - weten dat ze verbaasd zijn dat zoveel uitspraken in de transcripties niet aan een concrete persoon toegewezen zijn."
(Opmerking. De Poolse luchtvaartmaatschappij LOT heeft zijn piloten verboden om openlijk hun mening over de catastrofe of het onderzoek kond te doen. Vandaar wellicht "inofficieel".)
"(...) Intussen zei luitenant-kolonel Bartosz Stroinski, die in het nu vrijgegeven document vermeld wordt als de persoon die de stemmen in de cockpit identificeerde, op tvn24.pl dat hij de transcripties van de gesprekken in de cockpit van de Tu-154 ondertekende. Op het dinsdag vrijgegeven document staat zijn handtekening niet." (Op pagina 3 van het pdf-document ontbreekt inderdaad één handtekening: die van Stroinski, gvh).

"De Russische tv-zender Rossija wees er op zijn beurt op dat Rusland de authenticiteit van de in Polen gepubliceerde transcriptie niet officieel bevestigd heeft."
De Rzeczpospolita-redactie gaat net niet zover de objectiviteit van het onderzoek openlijk in twijfel te trekken, maar ze laat wel prominenten aan het woord die hun twijfels openlijk uiten (bvb.  Jacek Trznadel, Andrej Illarionov). De meeste andere kranten (en naar mijn weten alle mainstream buitenlandse media) negeren of ridiculiseren iedereen die kritische vragen bij het onderzoek stelt.

Ik besluit met Polens invloedrijkste blogger Kataryna (op de Poolse metablog salon24.pl): "Wanneer iemand in verband met de catastrofe niet de minste twijfels heeft, dan is dat niet omdat daartoe geen redenen zouden bestaan, maar omdat hij beslist heeft ze te negeren."

28 mei 2010

Interview met Andrej Illarionov in Rzeczpospolita. Was Smolensk een ongeluk of een aanslag?

De Poolse kwaliteitskrant Rzeczpospolita interviewt Andrej Illarionov over de ramp in Smolensk (ongeluk of aanslag?) en bericht over het groeiende ongenoegen in Polen met de manier waarop het onderzoek vordert.

In een open brief aan premier Poetin (gepubliceerd in Rzeczpospolita, 24 mei) laken vijf Russische (!) "dissidenten" het verloop van het onderzoek naar de catastrofe in Smolensk: Andrej IllarionovVladimir BoekovskiViktor Fainberg, Alexander Bondariev, Natalia Gorbanevskaja. Ze verwijten de Russische onderzoekers dat ze de verantwoordelijkheid voor de crash op de Poolse bemanning trachten af te schuiven en dat ze andere mogelijke hypothesen nooit serieus onderzocht hebben. Ze verbazen zich over het "blinde vertrouwen" en de opvallende passiviteit van de Poolse onderzoekers en de Poolse regering. "Het is moeilijk zich van de indruk te ontdoen dat voor de Poolse regering een toenadering tot de huidige Russische autoriteiten belangrijker is dan de waarheid bloot te leggen omtrent een van de grootste nationale catastrofes."

De open brief eindigt als volgt: "We maken ons zorgen dat in een dergelijke situatie de onafhankelijkheid van Polen vandaag en morgen ernstig bedreigd kan zijn. We hopen dat de Poolse burgers die op hun vrijheid gesteld zijn deze zullen kunnen verdedigen. Ook bij de verkiezingen."

Rzeczpospolita (Rz.) bracht gisteren (27 mei) een uitgebreid interview met Andrej Illarionov. Illarionov is een voormalig economisch adviseur van de Russische regering (ook van Poetin) en werkt vandaag voor het Cato Institute in Washington. Hier volgen enkele fragmenten uit het interview (cursief), en een kort overzicht van Illarionovs meest opmerkelijke uitspraken.

Fragment:

Rz: Suggereert u dat op de Poolse president een aanslag gepleegd werd?

AI: Dat weten we niet. In tegenstelling tot de gedane beloften is het onderzoek naar de catastrofe noch transparent, noch dynamisch. De Poolse zijde heeft geen volledige en geen vrije toegang tot de documenten en tot het bewijsmateriaal. Ook krijgen de Polen pas laat toegang tot de zwarte dozen, hoewel bijna onmiddellijk na de ramp bekend was dat deze in goede staat zijn en dat de opnames beluisterd kunnen worden. We vrezen dan ook dat het onderzoek niet op de passende wijze gevoerd wordt en daarom schreven we de open brief, die we naar "Rzeczpospolita", "Gazeta Wyborcza" en "Polska The Times" stuurden. (einde fragment)

In het interview pleit Illarionov voor een even grondig onderzoek als destijds bij de Lockerbie-affaire. Hij verwijst ook naar de dood van Alexander Litvinenko, waarvan velen dachten dat het een ongeluk was, tot Scotland Yard een onderzoek instelde en ontdekte dat Litvinenko met radioactief materiaal vergiftigd werd. Zonder dat onderzoek "zouden we vandaag niet weten dat het een koelbloedige moord was, waarbij overheidskringen in belangrijke mate betrokken waren. Ik zou absoluut zeker willen zijn, dat bij het onderzoek naar de ramp met het presidentiële vliegtuig minstens dezelfde middelen worden ingezet als in de zaak Litvinenko", aldus Illarionov. Voorts beweert hij dat een bewuste campagne gevoerd wordt om de Russische, Poolse en internationale opinie te overtuigen dat de ramp te wijten was aan een fout van de Poolse bemanning. Hij verwijt de onderzoekers dat ze alle andere hypothesen uitsluiten. De Poolse regering verwijt hij blind vertrouwen in het Russische onderzoek (zijn advies: "Vertrouw, maar controleer!").

"We hebben 27 leugens gevonden, die tot vandaag in de media verspreid werden en vervolgens een tijdlang bleven circuleren", zegt Illarionov. Als voorbeelden noemt hij de vier landingspogingen, het zogezegde gebrek aan ervaring van de piloot, de gebrekkige kennis van het Russisch van de piloot en het feit dat een vrouw in de cockpit geweest zou zijn. Dat alles is onwaar, zoals we vandaag weten. 

Ook voor de Poolse premier Tusk spaart Illarionov zijn kritiek niet. "Het lijkt wel alsof de Poolse regering meer gehecht is aan een goede relatie met Rusland dan aan het vinden van de waarheid omtrent een van de grootste nationale catastrofes."

Fragment:

Rz.: Waarom zouden Russische machthebbers belang hebben bij de dood van Lech Kaczynski?

AI : Ik wil graag denken dat de Russische regering met deze ramp niets te maken heeft. Toch mag men de gebeurtenissen niet vergeten die ertoe geleid hebben dat Lech Kaczynski op 10 april naar Katyn vloog, en niet op 7 april (toen vond de officiële Katyn-herdenking plaats, waarop president Kaczynski niet uitgenodigd was, gvh). Eerst wees Dimitri Medvedev op vernederende wijze een uitnodiging van de president af om naar Auschwitz te komen. En nadat Vladimir Poetin Donald Tusk voor de plechtigheid in Katyn uitgenodigd had, werd alles gedaan opdat Lech Kaczynski bij die gelegenheid niet aanwezig zou zijn. Die feiten bewijzen dat in het beste geval met Polen een spelletje gespeeld werd dat erop gericht was een deel van de Poolse samenleving te vernederen en met een ander deel een goede, speciale relatie op te bouwen. Het optreden van de Russische autoriteiten kan men zien als een inmenging in de interne aangelegenheden van Polen. Zo'n beleid voerden de Russische autoriteiten al sinds enkele jaren, door de Poolse president niet met het respect te behandelen dat elk staatshoofd verdient.

Rz. : Hoe provoceerde Kaczynski?

AI : De strijd om het Poolse vlees, het uitstel van de overeenkomst tussen Rusland en de EU, en het feit dat het in de eerste plaats aan hem lag dat Rusland tijdens het conflict met Georgië niet als overwinnaar uit de bus kwam. Nog belangrijker was echter zijn aandeel bij de zuivering van de inlichtingendiensten van mensen die met de Russische geheime diensten verbonden waren. Dat was de grootste fout van Kaczynszki en het lijdt geen twijfel dat dat voor sommigen in Rusland onvergeeflijk was.

Rz. : Wilt u zeggen, dat de geheime diensten het risico zouden genomen hebben, een aanslag op de president te organiseren? Dat klinkt niet geloofwaardig.

AI : Ik denk ook helemaal niet dat dat zo was. Maar toen in 2004 Zelimchan Jandarbijev (ex-president van Tsjetsjenië - red.) vermoord werd, konden velen ook niet geloven dat de Russische autoriteiten erachter zaten. Ook hielden het in 2004 slechts weinigen voor mogelijk dat de Oekraïense presidentskandidaat Viktor Joesjtsjenko vergiftigd werd. En in 2006 kon niemand zich voorstellen dat iemand in het centrum van Londen een moord met radioactief polonium zou plegen. Twee jaar later verwachtte niemand dat het Russische leger een wereldwijd erkende onafhankelijke staat zou binnendringen, een deel van het Georgische grondgebied bezetten en met bombardementen honderden mensen zou doden. (...)

Rz.: Maar Lech Kaczynski was het staatshoofd van een NAVO-lidstaat!

En dan? Wat zou de NAVO kunnen doen? Nauwelijks enkele maanden na de aanval op Georgië nam de NAVO de betrekkingen met Rusland al opnieuw op. (...) (einde fragment) 

Zonder het met zoveel woorden te zeggen ("Ik kan geen raad geven aan de regering van andere landen") raadt Illarionov de Poolse regering een onverzettelijker houding tegenover Rusland aan: "De jaren 30 van de twintigste eeuw hebben al aangetoond dat wanneer een agressor niet van bij het begin gestopt wordt, hij zo sterk kan worden dat het vervolgens moeilijk wordt, hem te stoppen."

* * *

51000 ondertekenaars

Intussen hebben 51000 Polen de open brief ondertekend waarin een onafhankelijke internationale onderzoekscommissie voor de Smolensk-catastrofe geëist wordt (bron: Rzeczpospolita, 25 mei).

De open brief, waarover ik al berichtte, was oorspronkelijk een initiatief van auteur en criticus Jacek Trznadel (in het Frans verscheen van hem 'La Honte'). Intussen hebben zich verscheidene bewegingen bij Trznadels oproep aangesloten, onder meer de "10 April Beweging", die op 9 mei 4000 mensen bijeenbracht voor een betoging tegen de manier waarop Rusland het onderzoek voert en tegen de passiviteit van de Poolse regering (dit alles nog steeds volgens het bericht in Rzeczpospolita).

21 mei 2010

Stemt België het euro-noodplan pas na de verkiezingen?

In Frankrijk, Duitsland en Nederland werd en wordt het EU-noodplan (u weet wel, het euro-reddingsplan van 750 miljard euro) in allerijl door de parlementen gejaagd. Wat doet België, nu het geen parlement heeft?

De Nederlandse kamer heeft al met het plan ingestemd (26 miljard euro; de Kamer had nauwelijks twee dagen nodig na de bekendmaking van het plan door de Raad op 9 mei). De Franse regering heeft zopas zijn wetsontwerp klaar (111 miljard euro), dat het parlement vermoedelijk op 31 mei zal bespreken. De Duitse Bundestag stemt morgen over 148 miljard euro.

(Het betreft hier geen rechtstreekse uitgaven, maar kredietwaardborgen. De eurolanden stellen zich voor deze miljardensommen "slechts" garant. Maar als het tegenzit moeten (delen van) die astronomische bedragen ook echt opgehoest worden, bvb. als de met deze garanties aangegane leningen opgenomen worden door een euroland dat vervolgens "failliet" gaat.)

De vraag is al gesteld: Hoe zit het met België? Wanneer en hoe beslist ons land over de miljardengaranties? Het federaal parlement is ontbonden en de regering is er een van lopende zaken. Wacht België - zoals het hoort - tot na de verkiezingen, of gaat dit zo uitgelegd worden dat een staatsgarantie van vele miljarden euro's onder de "lopende zaken" valt?

Vergeleken met de stortvloed aan berichtgeving en commentaren over het EU-noodplan in de Duitse pers (bvb. Spiegel Online, maar vooral toch de onovertroffen FAZ) is het in de Belgische (online) media verdacht stil rond deze zaak.

19 mei 2010

Smolensk/Katyn: schoten Poolse veiligheidsmedewerkers in de lucht?

Anderhalve maand na de ramp in Smolensk blijven in de Poolse pers wonderlijke berichten opduiken.

Schoten Poolse veiligheidsmedewerkers in de lucht?

Volgens de krant Nasz Dziennik (online editie van 14 mei) is het merkwaardige filmpje dat kort na de catastrofe in Smolensk door een nog onbekende getuige gemaakt werd en waarop schoten te horen zijn, authentiek. Het blad beroept zich op bronnen binnen de Poolse veiligheidsdienst BOR (Biuro Ochrony Rzadu), die onder meer instaat voor de bewaking van de president.

Volgens Nasz Dziennik waren BOR-medewerkers meteen na de crash in Smolensk ter plaatse. Toen ze het lichaam van Lech Kaczynski vonden stelden ze zich in een beschermend cordon rond de dode president op. Om te beletten dat de Russen het lichaam van Lech Kaczynski naar Moskou zouden transporteren, losten de veiligheidsofficieren schoten in de lucht, aldus het artikel. Enkele officieren zouden om die reden geschorst zijn.

Het artikel, dat gebaseerd is op verklaringen van "een van de betrokkenen bij het incident", beschrijft het gebeuren met nogal wat aandacht voor details: de BOR-mensen vonden de president dank zij een chip in zijn vest; ze bedekten het lichaam met een eigen vestje; ze zagen ook het lichaam van First Lady Maria Kaczynska liggen, maar omdat ze zich niet konden verspreiden, waren ze niet in staat ook dat lichaam "veilig te stellen".

Volgens de journalist van Nasz Dziennik, Pawel Tunia, verklaart dit incident naast de schoten ook andere eigenaardigheden die op het filmpje te zien of te horen zijn: zo zouden de mannen in een wit hemd BOR-mensen zijn, die tussen de wrakstukken zoeken. Tijdens het incident met de waarschuwingsschoten hoort men een van de Polen in het Russisch "Allen achteruit!" roepen.


Nog dezelfde dag (14 mei) publiceerden twee andere kranten, Dziennik en Rzeczpospolita, een reactie van BOR-chef Marian Janicki, waarin deze met klem ontkent dat zijn medewerkers in Smolensk schoten losten. In één adem looft Janicki de prima samenwerking tussen de Poolse en de Russische onderzoekers. Het filmpje zelf laten beide kranten onvermeld.


Procureur wilde persoonlijke bezittingen slachtoffers laten vernietigen

De militaire procureur van Warschau, Okregowa, diende bij de rechtbank een verzoek in om persoonlijke bezittingen van slachtoffers, die in Smolensk gevonden werden, te mogen vernietigen. De rechter wees het verzoek af. Dat meldden verscheidene Poolse kranten gisteren, 18 mei.

Volgens Rzeczpospolita was het argument van de procureur dat van de voorwerpen in kwestie (kledingstukken e.d.) een "epidemiologisch risico" uitgaat, maar de rechters oordeelden daar anders over. De krant beroept zich op informele bronnen, aangezien noch het gerecht noch de procureur meer informatie over de achtergrond van de zaak wilden verstrekken.

Open brief van families slachtoffers

"Respecteer onze rouw!" Met deze oproep richtten negentien families van slachtoffers van de ramp in Smolensk zich op 11 mei tot het publiek. De families roepen politici en journalisten op om de catastrofe van Smolensk niet voor politieke doeleinden te misbruiken. "Alle sensationele en voorbarige speculaties kwetsen onze gevoelens en verstoren het psychisch evenwicht dat we nu met veel moeite proberen terug te vinden."  (Bron: Rzeczpospolita (11 mei) en andere media.)

De families van negentien slachtoffers ondertekenden de brief. In Smolensk kwamen 96 mensen om.

10 mei 2010

Elektronische verkiezingen zijn illegitiem


Vanochtend hoorde ik op de radio dat kort voor de Filippijnse presidents- en parlementsverkiezingen (vandaag 10 mei, ook een groot aantal burgemeesters en gouverneurs worden verkozen) 90 % van de geheugenkaarten van de scanners die de stembiljetten moeten inlezen, vervangen werden. Naar men zegt waren bij voorafgaande tests enorme foutenmarges opgetreden ("technisch probleem"). 

De Frankfurter Allgemeine drukt het zo uit: "De Filippijnse kiescommissie zag zich kort voor de verkiezingen genoodzaakt, de chip-kaarten van de meer dan 70 000 stemautomaten (...) terug te roepen. Ze moesten opnieuw geprogrammeerd worden, nadat bij een test gebleken was dat de machines een deel van de stemmen niet geteld hadden." (bron: 'Mit Anfechtungen ist zu rechnen', FAZ 10 mei 2010)
Het is de eerste keer dat verkiezingen op de Filippijnen elektronisch verlopen. Hier een korte bijdrage van Al Jazeera English, waarin ook Ramon Casiple aan kort aan het woord komt (Mon is actief in de Filippijnse directe-democratiebeweging en schrijft op zijn weblog over Filippijnse politiek).
 

Ik ben van oordeel dat elektronische verkiezingen, zoals ze vandaag in de wereld georganiseerd worden, elke legitimiteit ontberen, omdat het theoretisch mogelijk is op grote schaal fraude te plegen, zonder dat dit achteraf nog gecontroleerd kan worden en zonder dat men duizenden medeplichtigen nodig heeft (zoals bij handmatige verkiezingen én tellingen).


Ik raad iedereen aan om de film "Hacking Democracy" te bekijken, die op schokkende wijze duidelijk maakt hoe makkelijk elektronische verkiezingen (in de VS) vervalst kunnen worden. Correctie: vervalst werden.

08 mei 2010

Smolensk/Katyn : vijfde persoon in de cockpit?

Polen heeft de enige zwarte doos die het bezat aan de Russen overgemaakt. De opnames van de zwarte dozen zijn volgens de onderzoekers van een desastreuze kwaliteit. Over het tijdstip van de crash blijft onenigheid bestaan. Een technische oorzaak wordt intussen uitgesloten. Was er een vijfde persoon in de cockpit?

Derde zwarte doos

Procureur-generaal Andrzej Seremet maakte bekend dat Polen de enige zwarte doos die het bezat "samen met de analyse" aan de Russen overgemaakt heeft (bron: Rzeczpospolita)

Volgens Dziennik Polski en Rzeczpospolita ('Slechte kwaliteit van de opnames vertraagt het onderzoek') zei Seremet dat het nog maanden zal duren alvorens de Polen de zwarte dozen van de Russen krijgen. Twee weken geleden had hij nog verklaard dat de zwarte dozen ten laatste eind deze week in Pools bezit zouden zijn. Seremet schrijft de vertraging toe aan de "desastreuze toestand van de opnames".

Opmerking. Van de vierde (en vijfde) zwarte doos, die vorige week gevonden werden, is blijkbaar geen sprake meer.

Tijdstip crash eindelijk gekend (Klich), niet gekend (Seremet)

Edmund Klich, voormalig hoofd van de Poolse commissie voor luchtvaartveiligheid en vandaag geaccrediteerd bij de Russische Smolensk-onderzoekscommissie, maakte gisteren het precieze tijdstip van de crash in Smolensk bekend: 8u41'06" Poolse tijd (bron: Dziennik Polski). Maar procureur-generaal Seremet zei gisteren nog dat het tijdstip van de crash nog niet gekend is (bron: Rzeczpospolita, dat ook naar de bewering van Klich verwijst).

Toelichting. 8u41 is het tijdstip waarop de opnames van de zwarte dozen onderbroken worden. Het autopsierapport van de slachtoffers geeft als tijdstip van overlijden 8u50 op. De eerste drie weken na de crash werd 8u56 als tijdstip van de catastrofe vermeld (en dat is nog altijd niet officieel gecorrigeerd).

Oorzaak : geen technisch probleem

Klich en Seremet verklaarden beiden dat technische problemen als oorzaak van de crash uitgesloten kunnen worden (bron: Rzeczpospolita).

Vijfde persoon in de cockpit?

Enkele dagen geleden dook in de Poolse media het bericht op dat volgens de opnames van de zwarte dozen (dus volgens de Russische onderzoekers die de zwarte dozen analyseren) een vijfde persoon in de cockpit aanwezig was. Men tracht hem nu op basis van zijn stem te identificeren.

 
Vandaag schrijft de Poolse pers dat een ooggetuige het lichaam van deze vijfde persoon ook daadwerkelijk in de cockpit zag. Ik vertaal de laatste paragraaf van dit artikel van Rzeczpospolita (8 mei) : "Nikołaj Łosiew, gepensioneerd luchtmachtpiloot en eigenaar van een nabijgelegen perceel, was 20 minuten na de crash ter plaatse. Hij zei op de Poolse radio dat hij in de vernielde cockpit - behalve de vastgegespte bemmaningsleden - het lichaam van nog een persoon zag. Wie was dit? We weten het nog niet."

Commentaar. Eén van de enige slachtoffers van de ramp in Smolensk die niet zwaar verminkt was (en die dan ook als eerste geïdentificeerd kon worden) was president Lech Kaczynski. Meteen na 10 april luidde de verklaring dat de president bij de piloten in de cockpit zat (ik ga er dus van uit dat men hem ook in de cockpit gevonden heeft). Alle andere slachtoffers lagen, zo heette het, zwaar verbrand en verminkt in het bos en in de bomen, op enkele honderden meters van de inslagplaats. Dus eigenlijk is al sinds 10 april bekend dat de president mee in de cockpit zat. Waarom doen de onderzoekers en de media nu zo raadselachtig over de identiteit van deze vijfde persoon? Het kan alleen maar Lech Kaczynski zijn. Als iemand anders dan de president in de cockpit zat, waarom was Lech Kaczynski dan als enige inzittende niet onherkenbaar verminkt? Waarom zei men dan op 10 april dat hij wel in de cockpit zat?

06 mei 2010

Smolensk/Katyn : nieuw simulatiefilmpje

Bijna vier weken na 10 april duiken in Smolensk wrakstukken en bezittingen van slachtoffers op. In de cockpit zou tijdens de crash een vijfde persoon gezeten hebben. Een nieuw Pools simulatiefilmpje van de crash spreekt een bestaande simulatie van de Russische tv tegen. Beide filmpjes roepen vragen op in verband met de vindplaats van de slachtoffers.

Souvenirs zoeken in Smolensk


Op 5 mei meldden verscheidene Poolse kranten (o.a. Gazeta Wyborcza) en ook het tv-nieuws dat op de plaats van de ramp in Smolensk nog onderdelen van het vliegtuig en zelfs persoonlijke bezittingen van de slachtoffers lagen. Op locale markten zouden deze parafernalia te koop aangeboden worden.

Bedenking. Dit is in tegenspraak met eerdere berichten (van kort na 10 april) dat het hele terrein waar het vliegtuig neerstortte ontruimd was, dat alle brokstukken naar Moskou gebracht waren en dat de Russen zelfs de bodem afgeschraapt hadden "voor het onderzoek in Moskou". 

Vijfde persoon in de cockpit?

Nog op 5 mei schreef Gazeta Wyborcza dat volgens de opnames van een van de zwarte dozen bij de landing een vijfde persoon in de cockpit zou zijn geweest. Meteen werd gespeculeerd of iemand in opdracht van de president druk op de piloten uitoefende om ondanks te mist toch te landen. Poolse onderzoekers wilden het bericht niet bevestigen of ontkennen, omdat ze de zwarte dozen nog altijd niet bezaten.

Nieuw simulatiefilmpje van de ramp - Gazeta Wyborcza

Gazeta Wyborcza publiceerde op 5 mei een nieuw simulatiefilmpje (ook hier) van de ramp in Smolensk. Het vliegtuig omcirkelde de luchthaven driemaal voor de landing. "Vanaf 1,5 km voor de luchthaven begon het fout te lopen. Het toestel verloor te snel hoogte". Het kwam te laag aanvliegen, raakte op 1 km afstand van de landingsbaan een antennemast (op 20 m hoogte). "De piloot probeerde hoogte te winnen" maar hij raakte (enkele honderden meters verder) een boom. Bij de botsing met een tweede boom, "op enkele meters hoogte", "verliest het vliegtuig onderdelen" (aldus het tekstballonnetje). Vervolgens stortte het neer.

Opmerking. In dit filmpje is geen sprake van een tweede landingspoging en ook niet van het verlies van een vleugel (de stem op het bandje zegt alleen dat het toestel met een tweede boom botste, in het tekstballonnetje staat "het toestel verliest onderdelen" terwijl de beelden het verlies van de linkervleugel suggereren.). Merk op hoe op het moment van de crash (vanop 2 à 4 m hoogte) het hele middenstuk van het vliegtuig in het niets verdwijnt. Deze simulatie vertoont enkele verschillen met een ander simulatiefilmpje van de Russische tv (met commentaar van een Russische luchtmachtpiloot), waarin de Tupolev een heel eind op 2,5 à 4 m hoogte over de grond scheerde, een vleugel verloor en vervolgens nog enkele honderden meters verder vloog alvorens neer te storten. 


Ook de foto (bron: opnieuw Gazeta Wyborcza) stemt niet met het Russische simulatiefilmpje overeen. Volgens het filmpje vloog de Tupolev op slechts 3 à 4 m hoogte toen het de asfaltweg kruiste. Volgens de foto was dit 15 m. 


Maar bovenal: geen van deze simulaties stemt overeen met de bewering dat de romp van het toestel en de lichamen van de passagiers ongeveer 300 m van de inslagplaats lagen. Dit is tot nu toe de verklaring voor het feit dat op geen van de beschikbare beelden van de inslagplaats een spoor van de romp te bekennen, noch van stoelen, slachtoffers of bagage. Besluit: ofwel zijn beide simulatiefilmpjes fout, ofwel (als de simulaties juist zijn) moet er een andere verklaring zijn voor de afwezigheid van romp en slachtoffers op de inslagplaats. Als het waar is dat  lichamen, stoelen, bagage en romp op een zekere afstand van de rest van het wrak lagen, dan staan de onderzoekers voor de opdracht om te verklaren hoe de staart na het neerstorten van de romp-met-passagiers nog een paar honderd meter verder kon vliegen.




02 mei 2010

Smolensk/Katyn: Rusland wil de zwarte dozen niet afstaan

Het precieze tijdstip van de catastrofe in Smolensk blijft een raadsel en over het aantal zwarte dozen in de Tupolev lopen de berichten uiteen (van drie tot vijf). De informatiechaos van officiële zijde en in de kranten neemt met de dag toe. Dat de Russen de zwarte dozen niet willen afstaan voedt in Polen het ongenoegen en het wantrouwen. Duizenden Polen eisen intussen in een open brief aan premier Tusk een onafhankelijk internationaal onderzoek.


Hieronder bericht ik opnieuw uit de Poolse media. Mijn eigen commentaar is cursief.

Tijdstip van de crash. Mysterieuze Ilyushin.

Gazeta Wyborcza bracht op 29 april het volgende nieuws over het tijdstip van de landing. Als bron citeert de krant een communiqué van de Poolse procureur-generaal en de procureur van het leger. Ik vertaal woordelijk (en dus houterig).

"In het communiqué wordt geïnformeerd dat voorlopige bevindingen erop wijzen dat voor de landing van het vliegtuig TU-154M (het vliegtuig van de president, gvh) een Russische Il-76 tweemaal op de luchthaven van Smolensk trachtte te landen, enkele tientallen minuten voor de landingspoging van de TU-154M. Na het uitvoeren van een omcirkeling van de luchthaven vloog het vliegtuig weg, afziend van de landing. 'Het genoemde tijdverschil sluit de hypothese van een verband met de catastrofe uit. Zo zijn de opkomende speculaties over mogelijke door dit vliegtuig veroorzaakte turbulenties die de vlucht van de TU-154M verstoord zouden hebben, ongegrond' - benadrukt het communiqué.
Het communiqué benadrukt dat het vaststellen van het tijdstip van de catastrofe zal gebeuren op basis van de gegevens van alle toestellen en bronnen die dit feit konden registreren (de zogenaamde zwarte dozen; de ATM QAR-apparatuur of de zogenaamde derde zwarte doos, gegevens die een onderbreking van de elektrische energie van de elektriciteitscentrale in Smolensk documenteren, luchtverkeerdocumenten, getuigenissen enz.)"

Bedenkingen. 
- De informatie over de landingspogingen van de Il-76 is nieuw sinds 28 april (18 dagen na de crash). Tot nu toe was op het internet wel sprake van een 'geheimzinnige Ilyushin' die boven de luchthaven van Smolensk cirkelde (sommigen beweren dat dit toestel met chemische middelen een dichte nevel veroorzaakte, maar in de mainstream media vond ik deze geruchten niet terug). 
- In dit bericht is geen sprake meer van de vierde zwarte doos, waarvan Gazeta Wyborcza zelf nog op 27 april melding maakte (vreemd genoeg vond ik het bericht over de vierde zwarte doos in geen andere krant terug, en ik vond ook geen correctie in Gazeta Wyborcza zelf. Zie ook het volgende punt).


Drie of vier zwarte dozen? Of vijf?

Zoals ik al schreef meldde Gazeta Wyborcza op 27 april dat een vierde zwarte doos in het toestel gevonden was. Echter, in een bericht dat later op dezelfde dag in dezelfde krant verscheen is zelfs sprake van een vijfde zwarte doos. De informatie is afkomstig van een reporter van radio TOK FM, aldus de krant. Het zou gaan om een apparaat van het type K3 63, dat bij de crash vernield werd. 


Commentaar
- Op 28 april (dus een dag na de melding van de vierde/vijfde zwarte doos) heeft minister van defensie Klich het nog altijd over "de drie zwarte dozen". Volgens dat bericht (geciteerd in... Gazeta Wyborcza) zegt de minister dat hij "ongeveer een derde" van de opnames van één van de drie zwarte dozen beluisterd heeft, maar over de inhoud wou hij niets zeggen. 
- Het bericht van de vier (of vijf) zwarte dozen vond ik op de webstekken van Rzeczpospolita en Dziennik niet terug (zelfs geen melding van het toch wel belangwekkende nieuws in Gazeta). Nog op 29 april bracht de krant Dziennik een stuk over de zwarte dozen ('De Polen verloren de zwarte dozen nooit uit het oog'), dat met geen woord over een mogelijke vierde zwarte doos repte. Het verbaast me dat het nieuws zo sterk verschilt van de ene krant tot de andere, en dat zelfs de berichtgeving in één krant (of liever, op de website), in casu Gazeta Wyborcza, zo onsamenhangend is.

"We hebben geen reden om de Russen te vertrouwen"

Onder deze titel (zonder de aanhalingstekens) brengt Rzeczpospolita vandaag 2 mei 2010 een interview met auteur, dichter, literair criticus en publicist Jacek Trznadel. Prof. Trznadel schreef onder meer verscheidene boeken over de slachting van Katyn.

Aanleiding voor het interview is een open brief aan premier Donald Tusk, waarin Trznadel de premier oproept een "internationale technische commissie" in het leven te roepen om de catastrofe in Smolensk te onderzoeken. Meer dan 20 000 Polen hebben de petitie intussen ondertekend (op het moment van het interview waren het er 13000 - Trznadels 'bescheiden website' kan de stroom bezoekers nauwelijks aan).

Trznadel aanvaardt niet dat de Poolse procureurs slechts een marginale rol spelen in het onderzoek naar de ramp in Smolensk, waarbij de Poolse president en tientallen hoogwaardigheidsbekleders omkwamen. Hij verwijt de regering een al te slappe houding tegenover Rusland. "Het idee van een commissie van onafhankelijke buitenlandse experten kreeg ik omdat noch de Russen vertrouw, noch - het spijt me dit te moeten zeggen - de Poolse onderzoekers."

Vooral het feit dat de Russen naar verluidt de zwarte dozen niet aan de Poolse onderzoekers zullen afstaan (maar slechts een transcriptie van de opnamen), is voor Trznadel volstrekt onaanvaardbaar: "Die zwarte dozen zijn eigendom van de Poolse staat. (...) Het gaat hier over onze eer, onze nationale soevereiniteit".

Trznadel herinnert aan de leugens die de Sovjet-Unie jarenlang verspreidde omtrent de massamoord in Katyn. Op de tegenwerping van de journalist dat de Sovjet-Unie niet meer bestaat antwoordt Trznadel dat Rusland een land is met imperiale ambities dat geleid wordt door een ex-KGB-agent. "Dat zou moeten volstaan om voorzichtig te zijn, om de Russische onderzoekers niet blindelings te vertrouwen. Jammer genoeg negeert onze regering die omstandigheden totaal."

De recente uitspraak van de Poolse regeringswoordvoerder Pawel Gras dat "elke inmenging van de Poolse regering in het onderzoek erg slecht onthaald zou worden", zet bij Trznadel kwaad bloed. "Die lui vinden het belangrijker, door de Russen 'niet slecht onthaald te worden' dan de omstandigheden van de dood van hun president te kennen. (...) Stel u voor dat Air Force One in Smolensk neergestort was (...). De Amerikanen zouden een leger van onderzoekers en specialisten naar Rusland sturen, ze zouden het hele wrak tot het allerlaatste stukje meenemen en zij zouden het onderzoek zelf leiden. Geen enkele sterke, soevereine staat zou aanvaarden wat de Russen nu met ons doen." En voorts: "Mocht president Kaczynski nog leven, had hij nooit toegelaten wat we nu beleven."


Commentaar. Ik sluit me aan bij Trznadels kritiek. De onderdanigheid van de Poolse regering tegenover Rusland is werkelijk stuitend. Ja, natuurlijk is er minder wrijving tussen Polen en Rusland wanneer Polen zich slaafs aan de Russische dictaten onderwerpt (precies wat Donald Tusk vandaag doet). En wat het Smolensk-onderzoek betreft: Wat heeft Rusland te verliezen bij een zo open en onafhankelijk mogelijk onderzoek naar de oorzaken van de crash? Waarom willen de Russen de zwarte dozen niet afstaan? Waarom leggen de Poolse onderzoekers zich daarbij neer?

Nog dit. Het interview met Trznadel verscheen niet in een of andere sensatiekrant, maar in de kwaliteitskrant Rzeczpospolita, zowat de Poolse NRC.










 

29 april 2010

Vaclav Klaus: Door de euro kan Griekenland zijn probleem niet oplossen

In een interview met de Frankfurter Allgemeine ("De euro was een verkeerde beslissing", gisteren 28 april; het interview zelf is enkel tegen betaling toegankelijk) deed de Tsjechische president Vaclav Klaus enkele opmerkelijke uitspraken:

FAZ: Een argument is dat als Griekenland de euro niet had, het land al failliet zou zijn.


Vaclav Klaus: "Griekenland heeft een devaluatie van zo'n veertig procent nodig, maar de drachme bestaat jammer genoeg niet meer. Het alternatief is dat men alle lonen en salarissen met veertig procent verlaagt, maar dat is in een democratische samenleving niet zo gemakkelijk. De ware oorzaak van de tragedie is niet de rationele of irrationele economische politiek in Griekenland, de ware oorzaak is de euro (...). Zonder de euro zouden de Griekse politici en bankiers de crisis met eeuwenoude middelen kunnen oplossen. Maar Griekenland mag nu niet meer devalueren, dat is vandaag nieuw. Nu bestaat nog maar één oplossing, namelijk de transfer van belastinggeld uit andere landen van de muntunie."


FAZ: Is de muntunie dan tot mislukken gedoemd?


VK : "Dat heb ik niet gezegd. We moeten een onderscheid maken. Als de vraag luidt of de euro de beloften waargemaakt heeft, is mijn antwoord: neen. Wat betreft de economische groei en stabiliteit is de eurozone al lang mislukt. Maar wanneer we over het formele mislukken van de muntunie spreken moeten we in aanmerking nemen hoeveel er politiek in dit project geïnvesteerd werd. De politici zullen een mislukking van de euro niet toelaten, maar de kosten daarvoor zullen heel hoog zijn."


FAZ: Denkt u dat de wereldwijde financiële crisis de integratietendensen in Europa versterkt?


VK : "Neen, de crisis zelf versterkt zulke tendensen niet, maar de crisis wordt politiek als argument voor nog meer Europa gebruikt. (...)"


FAZ: (...) Wat betekent voor u de Europese identiteit?


VK : "Ongetwijfeld bestaat er ook een Europese identiteit. Toen men mij ooit tijdens een skivakantie in Amerika vroeg waar ik vandaan kwam, zei ik: uit Europa. Ik was zeker dat "uit de Tsjechische Republiek" de jongeman verward zou hebben. Europa is dus een van mijn identiteiten. De vraag is hoe sterk ze is. Ik vind ze niet erg sterk. Ze wordt door de Eurocraten in Brussel kunstmatig gestimuleerd, maar authentiek is dat niet. Ik ben een Prager, een Tsjech, maar ook een Centraal-Europeaan ('Mitteleuropäer'), die drie identiteiten zijn sterker dan de Europese (elders in het interview bepleit Klaus impliciet een Midden-Europese muntunie, met (onder meer?) Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Tsjechië, gvh). Het multiculturalisme zie ik als een tragische fout, die ons in grote moeilijkheden brengt. De reacties daartegen zijn niet mijn reacties, ik ben het met die reacties niet eens. Deze reacties zijn ook niet gewild door de EU-elite, maar ze worden wel door hen veroorzaakt. Het is het multiculturalisme dat mensen zoals Geert Wilders "maakt". Zonder de foute ideologie van het multiculturalisme zouden zulke mensen in Europa vandaag geen rol spelen."  


En voorts...

"Ik wil geen Europa op basis van supranationalisme, ich wil een Europa op basis van samenwerking tussen de regeringen en de Europese staten."

"Ik ben voor marktintegratie, voor economische integratie, dus voor liberalisering, het openen en afschaffen van alle barrières. Een dergelijke integratie versterkt de vrijheid in Europa. Maar de politieke integratie, die ik unificatie noem, is iets totaal anders. Daarvoor heb ik angst. Dat zeg ik al lang. Angst, werkelijk angst. Want wat is vandaag in Europa bedreigd, vooral na het Lissabon-verdrag? De vrijheid en de welvaart."

Naschrift : Vaclav Klaus hield vandaag 29 april de beroemde "Humboldt-Rede zu Europa" aan de Humboldt-Universiteit in Berlijn. Hier de transcriptie (in het Duits, de taal die ook Klaus sprak). Deutschlandradio Kultur wijdde er deze korte bijdrage aan.

Smolensk/Katyn: Veiligheid Poolse president en VIP-vluchten zijn regeringsverantwoordelijkheid

De voorbereidingen voor de fatale vlucht van president Kaczynski naar Smolensk vielen onder de verantwoordelijkheid van de Poolse regering, niet van de presidentiële diensten. Ook het precieze tijdstip van de crash is nog een raadsel.


Actuele berichtgeving uit de Poolse pers. Mijn commentaar cursief.

Veiligheid van de Poolse president is regeringsverantwoordelijkheid.

De vice-chef van de kanselarij van de president, Jacek Stasin, verklaarde gisteren dat de voorbereidingen voor de presidentiële vlucht naar Smolensk getroffen werden door de kanselarij van de eerste minister, de enige dienst die volgens de Poolse wet over de "vliegtuigen voor VIPs" kan beschikken.

Stasin benadrukt dat, in tegenstelling tot eerdere berichten in de media en vanwege politici, de veiligheid van de Poolse president "niet de verantwoordelijkheid van de kanselarij van de president is en het ook nooit was". Voor de veiligheid van de president staat het Biuro Ochrony Rzadu (BOR) in, dat onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken valt. Voor de presidentiële vluchten is het Ministerie van Defensie verantwoordelijk.

De kanselarij heeft alle documenten over de gevolgde procedures en termijnen aangaande de fatale vlucht naar Smolensk bewaard, aldus nog Stasin.

Bron: "Welke diensten verzorgden de vlucht naar Smolensk", Rzeczpospolita, 29 april. Het artikel citeert uit een geschreven verklaring van Stasin.

Commentaar. Na de ramp in Smolensk vroegen velen zich niet begrijpend (terecht) en zelfs licht meewarig (onterecht) af hoe het mogelijk is dat zoveel belangrijke mensen in hetzelfde vliegtuig naar Smolensk vlogen. Volgens NAVO-richtlijnen hadden ze over minstens drie, liefst zelfs vier vliegtuigen verdeeld moeten zijn. Welnu, uit de verklaring van Stasin blijkt dat het antwoord waarschijnlijk in regeringskringen gezocht moet worden, en niet - zoals tot nu werd vermoed - bij de president of zijn staf.


Tijdstip van de ramp

Vandaag, 2,5 week na dato, staat het precieze tijdstip van de ramp in Smolensk nog altijd niet vast. Tot voor kort heette het dat de Tupolev om 8.56 uur lokale tijd neerstortte. Maar dat blijkt niet overeen te komen met de gegevens van de zwarte dozen. Premier Tusk verklaarde gisteren dat "bepaalde apparaten" om 8.41 uur ophielden te functioneren. Dat zou erop kunnen wijzen dat het vliegtuig een kwartier vroeger neerstortte dan toe nu werd aangenomen.

28 april 2010

Smolensk/Katyn : "vierde zwarte doos gevonden"

Gisteren 27 april schreef de Poolse krant Gazeta Wyborcza dat het in Smolensk neergestorte Poolse regeringsvliegtuig een vierde zwarte doos aan boord had. Vandaag schrijft de krant Rzeczpospolita dat de Poolse onderzoekers tot op heden (2,5 weken na de crash) de Russische lijkschouwingsrapporten nog altijd niet konden inzien. Ook is er een nieuw filmpje met een simulatie van de crash.

Een kort overzicht van de jongste berichtgeving over de crash in Smolensk uit de Poolse pers. Commentaar of mening van mezelf is cursief gedrukt.


Zwarte dozen. Tot gisteren was slechts sprake van drie zwarte dozen, nu is er dus een vierde opgedoken. Van die vier zwarte dozen is er slechts één overgemaakt aan de Poolse onderzoekers, de andere blijven voorlopig in Russische handen. Poolse onderzoekers zijn wel bij de analyse betrokken, aldus Gazeta. Gazeta Wyborcza schrijft dat het bericht over de vierde zwarte doos vorige zaterdag (24 april) bekend gemaakt werd door de Russische vicepremier Ivanov, na diens ontmoeting met de Poolse minister van defensie Bogdan Klich.

De vierde zwarte doos is een oud Russisch apparaat van het type KBN, dat alleen vluchtgegevens registreerde. Volgens het artikel plaatsten de Polen in het vliegtuig een vierde, moderner apparaat van het type ATM, dat dezelfde gegevens registreert (dit apparaat wordt nu door de Polen onderzocht).

Volgens dit stuk in Rzeczpospolita van 26 april zullen de Poolse onderzoekers slechts de transcriptie (het stenogram) van de opnames van de zwarte dozen krijgen, niet de dozen zelf (ook Huffingtonpost meldt dit met enige verbazing).

Lijkschouwingen. Volgens Rzeczpospolita was een Poolse dokter (Pawel Krajewski) aanwezig bij de lijkschouwing die op alle slachtoffers uitgevoerd werd. Echter, tot vandaag kregen de Poolse onderzoekers de lijkschouwingsrapporten niet te zien. "We hebben ze opgevraagd, maar we hebben ze nog niet", aldus de Poolse onderzoeker Zbigniew Rzepa.

Dat op alle lichamen een lijkschouwing uitgevoerd werd, was tot vandaag niet bekend. De familieleden van twee slachtoffers, die voor de identificatie naar Moskou vlogen (de dochter van Zbigniew Wassermann en de dochter van Anna Walentynowicz), zeggen dat niemand in Moskou ze op de hoogte bracht van een lijkschouwing en dat geen enkel document dienaangaande getoond werd. Ook zou niemand de families om toestemming voor de lijkschouwingen gevraagd hebben.

Schoten? Een kort na de crash opgenomen filmpje waarop pistoolschoten te horen lijken is door de Poolse onderzoekers geanalyseerd (van dit filmpje staan op het internet allerlei bewerkte versies; de hier aangegeven "originele" versie verscheen, voorzover ik kon nagaan, als eerste op 14 april, gvh). Volgens een rapport van de Poolse procureur-generaal en de militaire procureur is het, wegens storende achtergrondgeluiden (rukwinden) en twijfels over een mogelijke wijziging van het elektronisch formaat van het filmpje, niet mogelijk om vast te stellen of het daadwerkelijk om schoten gaat (bron: het al aangehaalde artikel in Rzeczpospolita).

Simulatie. Bij het artikel van Gazeta Wyborcza over de vierde zwarte doos staat ook een nieuw filmpje van de Russische tv met een simulatie van de crash. Een piloot van de Russische luchtmacht legt uit wat er precies gebeurde: kort voor de landing maakte de Tupolev plots een bocht naar links, het toestel scheerde op lage hoogte (tot 2,5 m!) over de grond en raakte verscheidene bomen. Op 4 m hoogte knapte de linkervleugel af, het toestel vloog nog een eind ongecontroleerd (maar wel rechtdoor) verder en stortte met de neus in de grond. De simulatie is op het filmpje te zien.

Opmerking. Dit simulatie-filmpje is in tegenspraak met 
(1) deze getuigenverklaring van een jongen (Russisch met Engelse vertaling), die beweert dat hij zag hoe het vliegtuig eerst de ene, dan de tweede vleugel verloor en vervolgens neerstortte [de verklaring van de jongen is op zijn beurt moeilijk te verzoenen met de tweede getuige op hetzelfde filmpje, die zegt dat de zichtbaarheid niet meer dan 50 m bedroeg], 
(2) de bewering van Russische zijde dat de lichamen van de slachtoffers niet op de plaats van de crash lagen, maar zo'n 300 m verderop in de bossen, 
(3) de beelden van het wrak waarop een weliswaar uitgebrande maar geenszins ingedeukte of vervormde cockpit te zien is, 
(4) de beelden van het wrak waarop geen lichamen, stoelen, bagage te zien zijn, geen rechtervleugel en (op weinige brokstukken na) geen vliegtuigromp. (Voor een vergelijking zie hier)

Ook over het precieze tijdstip van de crash bestaat nog geen uitsluitsel. Daarover later meer.

22 april 2010

Poolse journalist : Was Smolensk een aanslag?

Toen op 10 april 2010 in het Russische Smolensk een Tupolev van de Poolse regering neerstortte en alle inzittenden (waaronder de president en de opperbevelhebber van het leger) om het leven kwamen, stond in alle berichtgeving van bij het begin zonder de minste twijfel vast dat dit een jammerlijk ongeluk was. De mogelijkheid van een (terroristische) aanslag werd in de mainstream media zelfs niet geopperd.  

Geen journalist vroeg zich af of de crash iets te maken kon hebben met het feit dat Polen troepen in Afghanistan heeft en dat het land onder de Kaczynski's een trouwe (en actieve) bondgenoot van de VS in Irak was. Niemand dacht terug aan de recente aanslagen in de Moskouse metro (naar verluidt het werk van Kaukasische zelfmoordterroristen). Neen, vanaf de eerste minuten stonden twee dingen onherroepelijk vast: de ramp in Smolensk was een ongeluk en er waren geen overlevenden. Als de oorzaak niet technisch van aard was kon het alleen een pilot error zijn, of wellicht ook de mogelijke druk die Lech Kaczynski uitgeoefend had om ondanks de dichte nevel toch te landen.

Sinds 11 september 2001 kan geen vliegtuig van zijn koers afwijken (laat staan neerstorten) zonder dat Al Qaïda de verdenking op zich laadt. Behalve dan in Smolensk. Plots leek terrorisme gewoon niet meer te bestaan. Ook de mogelijkheid dat een extremistische Russische groepering (uit extreem-nationalistische hoek bvb., of uit militaire kringen) ook maar iets met het ongeluk te maken zou kunnen hebben, is een gedachte die journalisten en politici schijnbaar zelfs niet hypothetisch kunnen vormen, laat staan kritisch nagaan.

Ook al is een ongeluk inderdaad de meest voor de hand liggende verklaring van de crash op 10 april, toch is er geen enkele reden om andere mogelijke verklaringen bij voorbaat en dogmatisch uit te sluiten. 

In Polen heeft een mainstream-journalist de mediastilte nu toch doorbroken. Lukasz Warzecha is redacteur bij Fakt (het meest gelezen Poolse dagblad, uitgegeven door Axel Springer Polen) en bij het Poolse Newsweek. Onder de titel "Aanslag": het taboewoord stelt Warzecha 23 kritische vragen bij de ramp van Smolensk. Een vertaling van (grote delen van) het stuk volgt hieronder.  

Warzecha's stuk verscheen op Salon24.pl, de bij uitstek populairste Poolse metablog voor politiek en actualiteit.

(Parenthese: Salon24.pl) 

Dit is een uitstekende gelegenheid om de aandacht te vestigen op het concept van Salon24 ('Onafhankelijk forum van publicisten'), dat ook bij ons dringend navolging verdient. Zoals ik al aangaf is Salon24 een zogenaamde metablog, een blog van blogs dus. Iedereen (uit om het even welke ideologische hoek) mag erop publiceren en reageren, al dan niet onder eigen naam. Om een idee te geven van de populariteit van salon24 : vandaag 22 april staan onder het stuk van Warzecha maar liefst 791 commentaren van lezers.

Vele tientallen media-professionals (hier de volledige lijst) schrijven op salon24, daaronder ook bekende journalisten zoals Bronislaw Wildstein. Om publicisten om den brode van gelegenheidsbloggers te onderscheiden gebruikt salon24 een kleurencode. De namen van professionele publicisten en journalisten verschijnen in het rood , bijdragen van "officiële blogs" in het groen, alle andere blogs zijn blauw. Kijk eens naar de blauwe blogs op de lijst: het zijn er hon-der-den! De populariteit van de verscheidene blogs kun je aflezen aan het aantal lezerreacties.

De wellicht populairste blogger op salon24 - en in Polen tout court - is Kataryna (schuilnaam), die met haar ongezouten en vaak pijnlijk terechte kritiek op de mainstream-pers en de politieke klasse al sinds jaar en dag een grote lezersaanhang heeft. In de Poolse media werd in 2008-2009 meer dan een jaar lang over haar ware identiteit geraadseld (een vrouw? een journaliste? een politica?). In mei 2008 verscheen een interview met Kataryna in de krant Dziennik, met als titel "Ik ben niet Rokita en ook niet Kolenda-Zaleska" (Jan Rokita is een conservatief politicus van de PO, Kolenda-Zaleska een bekende tv-journaliste). Het mysterie bleef overeind tot datzelfde Dziennik een jaar later, in mei 2009, de ware identiteit van Kataryna bekend maakte, een vuile zet waarvoor het blad vervolgens veel kritiek te slikken kreeg. De mysterieuze en invloedrijke Kataryna (premier Jaroslaw Kaczynski zei ooit dat hij haar graag wou leren kennen) bleek een "doodgewone" politiek geïnteresseerde dertiger.

In haar jongste bijdrage op Salon24, "Ongepaste vragen, pijnlijke informatie" steunt Kataryna de oproep van Lukasz Warzecha om kritische vragen omtrent de ramp in Smolensk niet uit de weg te gaan.

(Einde parenthese) 

Nu volgt de vertaling van Warzecha's tekst. De vetgedrukte passages zijn van de auteur.


"Aanslag" – het taboewoord

door Lukasz Warzecha op salon24.pl


10 april was zulk een schok dat het ten dele begrijpelijk is dat er vorige week relatief weinig over de mogelijke oorzaken van de crash van het presidentiële vliegtuig werd gesproken. Nu wordt het tijd om antwoorden te eisen.
Vooreerst een paar algemene opmerkingen. Bij elke vliegtuigramp, vooral wanneer bij die ramp een groot aantal belangrijke politici omkomen waarvan enkele dan nog verantwoordelijk waren voor een specifiek buitenlands beleid ten aanzien van een buurland waarmee de relaties soms moeilijk zijn en dat (...) verre van een democratie is, zou het normaal zijn om een aanslag als een van de belangrijkste hypothesen te beschouwen. Sinds de ramp met de Tupolev is het woord "aanslag" echter taboe. Naar mijn weten heeft niet een vertegenwoordiger van de overheid het woord zelfs maar één keer in een officiële toespraak gebruikt, al was het maar om te informeren dat ook die mogelijkheid in het onderzoek overwogen wordt en dat de huidige stand van zaken geen aanleiding biedt om van die hypothese uit te gaan.
Sommige heethoofdige aanhangers van president Kaczynski lijken al met zekerheid te weten dat het een aanslag was. Zijn tegenstanders besloten dan weer a priori dat het met absolute zekerheid een ongeluk was; nou, misschien speelde Lech Kaczynski zelfs een actieve rol, aangezien hij ongetwijfeld de piloot tot de landing had gedwongen. Beide houdingen zijn irrationeel. Redelijk en wenselijk is op dit moment het stellen van vragen, het uiten van twijfels en het eisen van antwoorden. 

Ook een louter hypothetische afweging van winst en verlies voor mogelijke daders rechtvaardigt de hypothese van een aanslag. Zo kunnen we niet uitsluiten dat Polen door zijn engagement in Afghanistan een doelwit van klassieke islamitische terroristen wordt. Meer voor de hand liggend is echter de hypothese van een of andere Russische betrokkenheid bij de ramp. Sceptici beweren nogal geringschattend dat Lech Kaczynski geen enkele bedreiging meer vormede voor mogelijke Russische expansieplannen (uiteraard geen militaire expansie: Rusland gebruikt andere methoden), omdat zijn ambtstermijn weldra eindigde en zijn kans op herverkiezing klein was.
Deze redenering ziet enkele elementen over het hoofd. Ten eerste – een kleine kans betekent nog niet geen kans. Het verkiezingsresultaat stond geenszins vast. Ten tweede - samen met de president kwam een aanzienlijk deel van zijn medestanders om, mensen die nog een belangrijke rol in de Poolse politiek te spelen hadden en die Lech Kaczynski's visie op het buitenlands beleid deelden, naast andere mensen uit het Poolse openbare leven die in Russische ogen problematisch zouden kunnen zijn. Ten derde - ook Jaroslaw Kaczynski had aan boord moeten zijn, maar hij zei op het laatste moment af [om voor zijn zieke moeder te zorgen, gvh]. Dit alles zou moeten volstaan als antwoord op de cui prodest-vraag.
Laten we ook niet vergeten dat de fysieke liquidatie van politieke tegenstanders - iets dat onze Europese geest vandaag niet meer kan vatten - voor de Russische heersende elite niets ongewoons is. Het maakt zowaar deel uit van de Russische politieke traditie. Een kennis van me herhaalde de woorden van een deskundige op het vlak van terrorisme, met wie hij over de ramp sprak: "Doe iets zo schaamteloos dat niemand gelooft dat jij het was." (...)

(...)

Onder aanhangers van complottheorieën doen jammer genoeg een heleboel volstrekt onaannemelijke hypothesen de ronde, met als gevolg dat ook zij die redelijke vragen stellen nogal makkelijk bespot worden. Het dieptepunt is de legende die ontstaan is rond een filmpje dat een Rus enkele minuten na de crash ter plaatse met zijn mobiele telefoon maakte. Ook salon24.pl bulkt van de interpretaties van dit filmpje. Als we daaraan geloof zouden hechten, zouden we moeten aannemen dat na de ramp enkele passagiers nog leefden en in staat waren om te lopen, ja zelfs om met redelijk luide stem om genade te smeken, terwijl troepen Russische moordenaars waakzaam door het bos liepen om de gewonden met hun pistolen af temaken, onder het oog van heel wat getuigen (en een draaiende film). De filmexegeten horen zelfs smeekbeden als "Dood ons niet!" en zien allerlei wuivende of kruipende silhouetten. 

In werkelijkheid is dat filmpje van dermate slechte kwaliteit dat je er letterlijk al wat je maar wilt kunt op horen en zien. Slechts met gespecialiseerde programma's (...) zal men kunnen uitmaken of er al dan niet iets verdachts te zien is. Geen enkele nuchter denkende scepticus zal op dat filmpje iets ongewoons zien. (...) Ik roep dan ook op om alle theorieën uit het rijk der fantasie terzijde te laten en zich met die vragen bezig te houden die werkelijk twijfels oproepen. We weten nu al zo goed als zeker dat de onmiddellijke oorzaak van de ramp was dat het vliegtuig zich te dicht bij de grond bevond. De vraag blijft hoe dit kon gebeuren. Geen van de tot dusver geopperde verklaringen kan overtuigen. De aanvankelijke verklaring van de dichte nevel is niet overtuigend. De piloot was twee dagen eerder op hetzelfde vliegveld als tweede piloot geland, hij had duizenden uur vliegervaring, het vliegtuig was uitgerust met twee hoogtemeters en een TAWS-systeem dat de afstand tot de begane grond meet op basis van in het geheugen opgeslagen gegevens van het terrein rond luchthavens over de hele wereld. Ook de luchthaven van Smolensk moet daarbij zijn. TAWS is zo efficiënt dat blijkbaar de laatste vijf jaar geen enkel met het systeem uitgerust vliegtuig bij de landing neerstortte.
De jongste verklaringen van de Russische zijde zijn volstrekt belachelijk. Ze zeggen dat de piloot geen rekening hield met specifieke kenmerken van de Russische machine. De boordcommandant van het presidentiële vliegtuig had met het toestel al ruim duizend uur gevlogen. De piloten van het regeringsvliegtuig zijn de beste vaklui van Polen. De suggestie dat ze hun machine niet zouden kennen is niet ernstig.

Hieronder stel ik een aantal vragen die bij mij twijfels doen rijzen. Ik sluit niet uit dat sommige van die vragen een volstrekt redelijk antwoord hebben dat ik niet ken, onder meer omdat ik ze gespecialiseerde kennis vereisen. Niettemin denk ik dat men al deze vragen moet beantwoorden.

1. Om welke reden begon men van Russische zijde al enkele tientallen minuten na de ramp erg verregaande thesen over het verloop van het ongeluk naar voren te schuiven, die vervolgens niet bevestigd werden (o.a. de these van de vijf landingspogingen)? [later werden het er vier; nu is dit teruggebracht tot twee of zelfs één landingspoging, naargelang de bron. De Frankfurter Allgemeine Sonntagszeitung van 11 april citeert de vice-commandant van de Russische luchtmacht Sergej Rasygrajew als bron van de (zoals nu blijkt, verkeerde) informatie van de viervoudige landingspoging, gvh]

2. Is het vanuit meteorologisch standpunt verklaarbaar dat nevel niet 's ochtends vroeg, maar wat later ontstaat terwijl de algemene weersomstandigheden niet veranderen? Nevel verschijnt gewoonlijk vroeg (bvb. op het moment van de landing van het toestel met de journalisten [dit toestel was kort voor de aankomst van de president probleemloos geland, gvh]) en lost zich dan op. De omgekeerde situatie lijkt ongewoon.

3. Hing er nevel boven de luchthaven of hadden we slechts te maken met laaghangende wolken? [Dit stuk van James Buchanan bevat een kort video-interview van jonge ooggetuigen (met Engelse vertaling) die blijkbaar alles in detail gezien hebben, ondanks de nevel. Ook op onet.pl, de grootste Poolse nieuwssite, komen getuigen aan het woord (Russisch met Poolse ondertitels, zie het derde van de vier filmpjes). Volgens deze dames was de nevel op het ogenblik van de crash uitzonderlijk dicht en kort erna helemaal weg), gvh] 

4. Wat was het doel van de viervoudige omcirkeling van de luchthaven door de Poolse piloot? Hierover bestaan erg uiteenlopende versies, inclusief de versie dat het vliegtuig brandstof geloosd zou hebben. 

5. Weten we iets over de werking van de hoogtemeters in de Tupolev? 

6. Hoe ziet de elektronische kaart van de luchthaven van Smolensk er in het TAWS-systeem uit? 

7. Hoe zat het met de toegang van vertegenwoordigers van de Poolse staat tot de plaats van de ramp? Hoe snel konden ze de overblijfselen van de machine beginnen te onderzoeken? 

8. Hoeveel controle had de Poolse zijde over de handelingen van de Russische zijde ter plaatse? 

9. Waarom stelde de Poolse regering geen internationale onderzoekscommissie voor om de omstandigheden van de ramp te onderzoeken?

10. Wat is de verklaring voor de kwestie van de twee "bijkomende" lichamen die op de plaats van de ramp werden gevonden (daarover schreef de krant „Rzeczpospolita”)? 

11. Is het waar dat na het bezoek van Tusk en Poetin [zij bezochten Smolensk enkele dagen voor de ramp voor een officiële Katyn-herdenking waarop Lech Kaczynski niet was uitgenodigd, gvh] het extra geplaatste geleidingssysteem weggehaald werd? Indien ja, waarom? Had dit systeem het presidentiële vliegtuig bij de landing kunnen helpen?  

12. Waarom eiste de Poolse zijde niet dat alle gevonden lichamen meteen naar Polen gebracht zouden worden, waar hun identificatie even goed (met de hulp van Russische onderzoekers) had kunnen plaatsvinden? 

13. In welke mate konden de Poolse vertegenwoordigers controleren hoe de zoektocht naar lichamen verliep alsook wat gebeurde met de gevonden lichamen? 

14. Waarom vond geen enkele lijkschouwing plaats? 

15. Andrzej Seremet [de Poolse procureur, gvh] beweerde dat de piloten ongeveer drie tot vijf seconden voor de ramp wisten dat hun toestel zou neerstorten. Volgens de recentste informatie (vandaag alweer ontkend) groeide op de band van de zwarte doos hoorbare "geroezemoes" uit de passagierscabine gedurende enkele tientallen seconden voor de ramp aan, wat erop zou kunnen wijzen dat de passagiers wisten dat iets foutliep. Wat zou de aanleiding van zulk een reactie enkele tientallen seconden voor de crash kunnen zijn?

16. Hoe zijn de onsamenhangende en uiteenlopende uitlatingen van de Russische luchtverkeersleider van Smolensk over het verloop van de landing te verklaren? 

17. In welke mate hing de landing af van de communicatie met de verkeerstoren?

18. Wat zijn de conclusies van het onderzoek van de hierboven genoemde film (de procureur zou hem onderzoeken, de resultaten zijn tot vandaag niet bekend).

19. Hoe nauw was de controle vanwege de Poolse zijde op de behandeling van de zwarte dozen? Is het hypothetisch mogelijk dat de Russische zijde de zwarte dozen manipuleerde? Waarom bracht men de zwarte dozen naar Moskou en niet naar Warschau? 

20. Welke invloed kan het feit dat Vladimir Poetin de onderzoekscommissie leidt op het verloop van het onderzoek hebben? Zou dat de mogelijke inbreng vanwege Poolse zijde kunnen inperken en kan dat een politisering van de commissie veroorzaken? Is het normaal dat de premier van een land aan het hoofd staat van een onderzoekscommissie omtrent een vliegtuigongeluk? 

21. Hoe verliepen de controleprocedures van regeringsvliegtuigen bij het onderhoud van die toestellen in Rusland? Hield de Poolse zijde rekening met een mogelijke ingreep door Russen in de systemen en installaties van het toestel? (Deze twijfels werden in het verleden vaak geuit, maar na ramp niet meer.) 

22. Konden de Poolse onderzoekers ter plaatse een onderzoek uitvoeren? Hadden ze de mogelijkheid omwonenden te ondervragen, bvb. met het oog op verdachte voorvallen in de omgeving van de luchthaven op het moment van de landing (stond ergens een verdacht voertuig geparkeerd, was er verdachte activiteit te zien enz.)? 

23. Werden pogingen ondernomen om de auteur van het vermelde filmpje, dat op het internet geplaatst werd, te contacteren? 


Ongetwijfeld zijn er nog veel meer zulke vragen (zelfs wanneer we de naïeve of zeer onredelijke uitsluiten). Jammer genoeg maakt het gedrag van de Poolse regering een bijzonder slechte indruk. Het feit dat het woord "aanslag" vermeden wordt doet op zich al het vermoeden rijzen dat het een politieke beslissing is om met deze mogelijkheid in het onderzoek geen rekening te houden. En ook al zou men er informeel wél rekening mee houden, dan betekent dit dat, wanneer zou blijken dat de Russen inderdaad iets met de catastrofe te maken hadden, alles niettemin onder het tapijt geveegd zal worden. [meer zelfs: Vladimir Poetin staat dan aan het hoofd van de commissie die een mogelijke Russische betrokkenheid moet onderzoeken, gvh].

Ik vrees dat alle eisen om de bovenstaande twijfels weg te nemen zullen toegedekt worden met de deken van de nu zo geroemde Pools-Russische verzoening. Het gebazel van Radoslaw Sikorski [de Poolse minister van buitenlandse zaken, gvh] over een "emotionele wending" in de wederzijdse betrekkingen toont welke officiële lijn nu aangenomen wordt.


22 maart 2010

Gemeentevrijheid in historisch perspectief

Dit tweede deel van mijn samenvatting van Adolf Gassers studie Gemeentevrijheid als redding van Europa (Basel, 1947) behandelt de historische ontwikkeling van de gemeentevrijheid en de gemeente-onvrijheid in Europa (de hoofdstukken twee en drie van het boek).

In deel één leerden we onder de noemer "communale gemeenschapsethiek" de ethisch-sociologische kenmerken van gemeentevrijheid kennen. Uit het nu volgende historisch overzicht kunnen we een aantal grondvoorwaarden voor het ontstaan en het overleven van een op gemeentevrijheid gebaseerde decentrale staat (een gemenebest) distilleren: (1) het individuele weerstandsrecht tegen machtsmisbruik van bovenaf, (2) een vrije en weerbare (dus het wapenrecht bezittende) boerenstand, (3) een volksmilitie (geen staand leger), (4) het ontbreken van een streng hiërarchisch gestructureerde bureaucratie, (5) discretionaire bevoegdheid en beschikkingsvrijheid voor lokale besturen (anders uitgedrukt: de afwezigheid van dwingende ingrepen zoals directe orders van hogerhand), (6) financiële autonomie voor lokale besturen, (7) een verbod op rechtspraak door vreemden.

De genoemde kenmerken bestendigen de voortdurende actieve medewerking van de burgers bij bestuurszaken, waardoor de politieke macht lokaal verankerd blijft. Of anders uitgedrukt: ze voeden die maatschappelijke en historische krachten die een al te grote centralisering van de macht kunnen tegengaan.

Het eerste deel van deze samenvatting behandelt de landen die we in deel één als gezonde democratieën leerden kennen, de landen van de gemeentevrijheid: het VK (en de VS), Scandinavië, Nederland, Zwitserland. Het tweede deel gaat over de landen met een centralistisch-hiërarchisch georganiseerde bureaucratie, de zogenaamde "geliberaliseerde autoritaire staten". Vooral Frankrijk en Duitsland krijgen in het boek uitgebreid aandacht.

Nogmaals ter herinnering: de historische ontwikkelingen na 1947 komen in Gassers boek en dus ook in deze samenvatting niet aan bod.

Adolf Gassers 'Gemeentevrijheid als redding van Europa' (1947) - samenvatting (2)

Hoofdstuk II. De wereld van de gemeentevrijheid

De van onderaf opgebouwde, op federatief zelfbestuur en coördinatie gestutte gemenebesten

Reeds bij de vroege Europese volksstammen uit de voor-Romeinse tijd treffen we kernaspecten van democratie en ethisch collectivisme aan, zoals het gewoonterecht (met inbegrip van het weerstandsrecht) en de morele plicht tot goed nabuurschap voor elk lid van de stam. Belangrijke beslissingen werden - doorgaans in overleg tussen alle weerbare mannen - in het belang van de gemeenschap genomen en door de hele gemeenschap gedragen. Daarom noemt Gasser deze volksstammen vrije en weerbare oerdemocratieën. Ook al vonden geleidelijk aan monarchische en aristocratische elementen ingang, toch putten de "adel" en later de volkskoningen hun status en gezag uit verdienste en vertrouwen, niet uit macht. In zulke samenlevingen sluiten monarchie, aristocratie en democratie elkaar niet uit, integendeel: ze vullen elkaar aan. De adel was net zoals iedereen aan het volksrecht gebonden. In het weerstandsrecht (een individueel vrijheidsrecht) ziet Gasser de organische bron van de latere liberale democratie.

Ondanks de veelvuldige stammenoorlogen, de slavernij en de ruwe zeden (duel, bloedwraak) werd de communale gemeenschapsethiek nergens in Europa van binnenuit aangetast. Waar ze verloren ging gebeurde dit van buitenaf, met name tijdens de Romeinse en vervolgens de Frankische militaire overheersing. In Groot-Brittannië en Scandinavië overleefde ze tot vandaag (1947, gvh).

All das zeigt: Auf dem Boden der Gemeindefreiheit und der lebendigen Selbstverwaltung geht es nicht an, Monarchie, Aristokratie und Demokratie als starre Gegensätze aufzufassen; vielmehr können diese drei Grundbegriffe als blosse Funktionen des volkstümlich-kommunalen Ordnungsprinzipes untrennbar zusammengehören. (32)

Das Widerstandsrecht durfte auch gegen den König ausgeübt werden, und demgemäss vermerken z.B. altskandinavische Rechtsquellen ausdrücklich: "Wenn der König das Recht bricht, so soll man einen Pfeil in ihn schiessen. (33)

Eben die volksrechtliche Basis war es, die dem Widerstandsrecht nicht eine gemeinschaftssprengende, sondern eine gemeinschaftsbindende Kraft verlieh. (33)

In de Griekse stadstaten werd de "stam" voor het eerst een "staat", of nog: natuurvolk werd cultuurvolk. Op een paar uitzonderingen na bestond overal gemeentevrijheid (vrije burgers én vrije boeren). Zelfs in de aristocratische beginperiode kende de Griekse polis geen heersersadel, wel een "verdiensten- en bezitadel", die het vertrouwen van de bevolking genoot. Dank zij de militieplicht en de homogene, conservatieve rechtsopvattingen in de gemeenschap bleef de afstand tussen adel en bevolking relatief klein. Dat leidde dan weer tot een groeiend collectief vertrouwen, waardoor steeds bredere volkskringen toegang tot bestuursambten kregen. Zo kon op organische wijze een democratisering inzetten (ook al leidde de weg naar meer democratie vaak langs een tijdelijke volkstirannie).

Gasser wijst erop dat de Griekse stadstaat geen uitstaans heeft met wat wij vandaag onder een "staat" verstaan. De Griekse polis was op individuele vrijheid geschraagd: de "staat" was geen machtsinstrument maar werd door vrije burgers gedragen. De Griekse wet gold als uitdrukking van vrijheid, niet van macht. De stabiliteit van deze gemeenschappen hing samen met een gesloten publieke opinie, met de betrouwbaarheid van en het onderlinge vertrouwen tussen de burgers. Opvoeding in het oude Griekenland had dan ook niet eruditie tot doel maar mensvorming (Dt. Menschenbildung) en deugdzaamheid. Echter, het Griekse humanisme eindigde bij de grenzen van de polis: de "buitenlandse" politiek werd met de wapens bedreven, om buit en slaven te bemachtigen, en de meest democratische gemeenschappen waren tegelijk de meest oorlogszuchtige. Ook schoven de vrije burgers zowat al het werk af op slaven en andere onvrijen. De Griekse communalistische geest ging pas tijdens de Romeinse overheersing verloren.

Ook het oude Rome ontstond op basis van gemeentevrijheid [1]. Uit de oorspronkelijk aristocratische orde groeide een quasi-democratische orde: vrije en weerbare boeren lieten het bestuur in vertrouwen en volgens de aloude traditie aan de Senaat over. Omdat de burgers niet zo dicht bij elkaar woonden als in de Griekse stadstaten was een efficiënte organisatie van directe inspraak in de politiek niet mogelijk. Dit veranderde in de Romeinse republiek, die een ware gemeenschap van vrije boeren was. Met de volkstribunen (plebejers die een veto mochten uitspreken tegen ambtsbeslissingen) werd het weerstandsrecht voor het eerst geïnstitutionaliseerd. De sociale cohesie van het oude Rome berustte niet op totalitaire dwang, wel op de volkswil en het collectieve vertrouwen tussen de burgers. Ook de door Rome veroverde gebieden in de rest van Italië kenden gemeentevrijheid (inclusief de volle belastingsvrijheid). Zo werden deze gebieden geleidelijk aan trouwe bondgenoten van Rome. Het Oude Italië was een van onderaf gegroeid 'Italisch Eedgenootschap'.

Vanaf 200 v.C. begon een van de meest tragische processen uit de wereldgeschiedenis: de gestage ondergang van de kerngezonde Romeins-Italiaanse boerenstaat. De oorzaak van dit verval was, aldus Gasser, het ontstaan van het Imperium. De veroverde gebieden rond de Middellandse Zee werden geknecht, geplunderd en uitgebuit. De geweldige instroom van rijkdommen en slaven in Rome holden de werkethiek steeds meer uit en werkten decadentie en machtsconflicten in de hand. Net zoals in Griekenland was het ook in Rome de buitenlandse machtspolitiek die de communale gemeenschapsethiek ondergroef.

De vervanging van de volksmilitie door een beroepsleger is voor Gasser de ultieme verklaring voor de ondergang van de Romeinse beschaving. Beroepssoldaten die lang in het buitenland verbleven wenden langzaam maar zeker aan het machtsdenken in een militaristische bevelstructuur en verloren zo hun respect voor de bestaande tradities. Geregeld plunderden legereenheden uit de provincie het Italiaanse kernland en steeds vaker namen militairen belangrijke maatschappelijke posities in, waardoor ze meer en meer eigendom konden verwerven. Geleidelijk aan erodeerden het voor gemeentevrijheid essentiële collectieve vertrouwen en de zin voor verantwoordelijkheid voor de gemeenschap. De Romeinse ethiek van het communalisme ging ten onder aan het militarisme.

Und damit fiel die aus der Urzeit ererbte, arm und reich zusammenbindende Ethik des Kommunalismus jener Macht zum Opfer, der, wie keiner zweiten, entsittlichende und freiheitszerstörende Wirkungen entspringen: dem Militarismus. (44)

Op het Europese vasteland had het traditionele volksrecht tijdens de Romeinse overheersing plaats gemaakt voor het Romeinse "herenrecht" (dat de adel voor vergelijkbare misdrijven milder bestrafte dan het gewone volk). Ook was een selecte bestuurselite ontstaan. Het recht van de sterkste kreeg de overhand, met als dieptepunt de gruwelijke militaire anarchie van de derde eeuw. Na de val van Rome was het de christelijke kerk die een einde maakte aan de anarchie en het culturele verval in Europa: waar de staat het had laten afweten nam de kerk het voor de verdrukten op. Het christendom hernieuwde en verdiepte de verloren gegane gemeenschapsethiek in Europa. Tegen de militaire despotie van het Laat-Romeinse Keizerrijk vanaf de vierde eeuw kon de kerk echter weinig weerwerk bieden. Pas eeuwen later zouden de communale en de christelijke moraal voor het eerst een organische eenheid vormen: in de middeleeuwse stad. Vergeleken met de antieke gemeenschapsethiek ging het christelijk humanisme veel verder. Bijvoorbeeld liet de door het christendom verkondigde gelijkheid van alle mensen geen ruimte meer voor slavernij.

Ob nun lebendige Gemeinschaftsethik aus staatlichen oder religiösen Quellen gespiesen wird, immer muss sie sich praktisch im kleinen Raume bewähren, bevor sie in die Weite wirken kann. (47)

In schicksalbestimmender Weise aber gelangten kommunale und christliche Ethik erst in einer neuen Staatsgestaltung zu organischer Verbindung: in der mittelalterlichen Stadt. (49)

So bleibt denn festzuhalten: Der Geist der Gemeindefreiheit und der Geist des Christentums sind einander aufs engste wesensverwandt, und ohne ihre gegenseitige Stützung ruht die Idee der Menschenbildung im Bereiche der abendländischen Kultur doch nur auf brüchigen Grundlagen. (50)

Behalve het christendom waren ook de Germaanse volksverhuizingen een belangrijke factor voor de latere ontwikkeling van de gemeentevrijheid. De Germaanse volkscultuur bracht immers het gewoonterecht terug naar Europa, inclusief het recht op verzet tegen machtswillekeur. Echter, tegen de toenemende macht van de nieuw ontstane koninkrijken en vorstendommen kon de Germaanse traditie even weinig uitrichten als de christelijke idealen. Alleen de lokale adel, die in tegenstelling tot de boerenstand bewapend en dus weerbaar was, kon met het monarchische geweld wedijveren.

Pas met de opkomst van de middeleeuwse stad vonden christelijke gemeenschapsethiek en communale ethiek elkaar in een organische verbinding, zodat de gemeentevrijheid in Europa eindelijk opnieuw kon opbloeien. De stad als politieke entiteit bestuurde en verdedigde zichzelf. Hoe konden deze eilanden van zelfbestuur in het hiërarchisch georganiseerde en autoritaire feodale Europa ontstaan? Volgens Gasser ligt het antwoord op die vraag in de atomisering van de Europese samenleving als gevolg van de machtsstrijd tussen de lokale adel en de monarchen. Door gebruik te maken van zijn weerstandsrecht slaagde de lokale adel er op heel wat plaatsen in, de centrale macht van koningen en feodale heersers uit te hollen, waardoor tussen de 11e en de 13e eeuw overal in het Romaans-Germaanse Europa eilandjes van vrij (stedelijk) zelfbestuur konden ontstaan die de basis zouden vormen voor de moderne Europese cultuur.

In tegenstelling tot de Griekse stadsstaten en dank zij het christelijk gedachtegoed werd binnen de middeleeuwse stadsmuren geen slavernij gedoogd (wat het ontstaan van een arbeidsmoraal mogelijk maakte) en was het gebruik van militaire kracht nog bijna uitsluitend voor zelfverdediging geoorloofd. De interne vrijheid werd dus niet langer bedreigd door externe veroveringsdrang.

Net zoals de antieke stadstaten kende ook de middeleeuwse stad een gestage evolutie naar meer democratische bestuursvormen. De Raad (of Vroedschap), oorspronkelijk slechts een adviesraad voor de feodale heer, werd geleidelijk aan meer en meer met vertrouwensmensen uit gilden en ambachten bezet, die na verloop van tijd meer belang gingen hechten aan het vertrouwen van hun medeburgers dan aan gehoorzaamheid jegens de heren. Deze stadsraden kan men beschouwen als de eerste instellingen van representatieve democratie. Aangezien de stad voor zijn verdediging op de eigen burgers aangewezen was (militie) moest het stadsrecht logischerwijs ook door het volk gedragen worden. De kiem van de moderne Europese gemeentevrijheid ligt dus in de middeleeuwse stad.

Echter, niet overal in Europa kon de stadsvrijheid zegevieren. In Boven- en Midden-Italië bijvoorbeeld zette de toenemende strijd onder de feodale adel de steden ertoe aan hun macht aan lokale potentaten af te staan, die vervolgens met de hulp van een beroepsleger heersten. In andere delen van Europa dan weer kregen de vorstenstaten de overhand over de steden, vaak dank zij hun heerschappij over het platteland waar de boeren onbewapend en dus onvrij waren. Deze historische processen verklaren waarom in Italië, Frankrijk, Spanje en Duitsland de communale gemeenschapsethiek en gemeentevrijheid niet tot staatsvormende principes konden uitgroeien. Alle grote landen op het Europese vasteland zouden eerst vorstenstaten en vervolgens absolutistische monarchieën worden. Opnieuw zou vreemde militaire overheersing het communalisme ten grave dragen.

Dem Germanentum der Völkerwanderungszeit kommt das sittliche Verdienst zu, die ureuropäische Idee des Widerstandsrechtes von neuem Siegreich über das ganze Abendland verbreitet zu haben. (51)

So wie überbordende Machtkonzentration jeden freiheitlichen Gemeinschaftsgeist, jeden "ethischen Kollektivismus" zerstört, so wirkt umgekehrt Machtatomisierung wahrhaft gemeinschaftsbildend und sittlich belebend. (52)

Fortan war der innenpolitische Freiheitswille durch den aussenpolitischen Herrschaftswillen nicht mehr gefährdet – und damit war die Verschmelzung von kommunaler und christlicher Ethik im Prinzip vollzogen. (53)

Fast überall auf dem Festland gehörte die Zukunft dem grossräumigen Fürstenstaate, dem monarchischen Absolutismus, und wo dieser mit seinem stehenden Heer und seinem bürokratischen Befehlsapparate einmal hingriff, da gelangten die städtische Milizverfassung und Selbstverwaltung bald zum Erlöschen. Allgemein wurde auch jetzt wieder, wie einst in den Gemeinden der Urzeit und der Antike, fremde Militärherrschaft zum Grabe des Kommunalismus." (55)

Het Britse Gemenebest neemt in de wereld van de gemeentevrijheid een speciale plaats in. De Angelen en de Saksen die zich na de val van Rome in Engeland vestigden brachten oude Germaanse tradities mee, waardoor in Engeland vrije, weerbare volksgemeenschappen ontstonden. Omdat Willem de Veroveraar na 1066 het wapenrecht van de kroonboeren in stand hield (om zo de weerspannige feodale adel in toom te houden), kon het feodale horigheidsdenken in Engeland nooit vaste voet krijgen: het feodalisme bestond er slechts als "eigendomsstelsel", terwijl de scherpe klassentegenstellingen van het middeleeuwse West-Europa Engeland bespaard bleven. Veeleer werd Engeland een plutocratie en behield de monarchie doorheen de hele geschiedenis kenmerken van het primitieve volkskoningschap. Het gezag van koning en adel steunde op het vertrouwen van de bevolking, hun militaire macht op de vrijwillige inzet van weerbare boeren en burgers (de Bill of Rights van 1689 erkende uitdrukkelijk het recht op wapendracht voor protestantse onderdanen). Ook de rechtspraak bleef in het volksrecht geworteld. Dit alles bestendigde de collectieve trots en de wetsgetrouwheid van de bevolking. De principes van lokaal self-government en volksrecht deinden geleidelijk aan naar het nationale niveau uit, een proces dat culmineerde in het Parlement en met name in het Lagerhuis (House of Commons = "Huis der Gemenen"). De geest van de gemeentevrijheid bleef doorheen de eeuwen bewaard. De wetsgetrouwheid van de Engelse bevolking in combinatie met toenemende geletterdheid leidde in de 19e eeuw als het ware vanzelf (zonder revolutie) tot een geleidelijke ("organische") uitbreiding van het stemrecht tot steeds bredere lagen van de bevolking. Van 1832 tot 1918 steeg de stemgerechtigde mannelijke bevolking van 5 % tot 100 %. Ook vandaag nog (1947, gvh) zijn de verhoudingen tussen nationale en lokale besturen in Engeland gebaseerd op overleg en niet op macht.

Kortom, de Britse natiestaat is een van onderaf organisch gegroeide unie van vrije gemeenten, een gemenebest (Commonwealth). Dat is volgens Gasser de reden waarom de Britse bevolking nooit echt radicaliseerde: ondanks de schrijnende sociale toestanden in de 19e eeuw werd het communisme in Engeland nooit een factor van betekenis. Zelfs het koloniale Britse Empire was geen vrijheidsrovende militaire orde. Met name in de Amerikaanse kolonies huldigde Engeland van bij het begin de principes van lokaal zelfbestuur: elke kolonie mocht via een eigen parlement wetten uitvaardigen en belastingen heffen.

In de Verenigde Staten ontwikkelde de politieke unie zich overeenkomstig "het hoogste staatsgebod van de Angelsaksische wereld: Better self-governed than well-governed". Gasser ziet de VS als een geslaagde organische verbinding van twee tegengestelde levensbehoeften, namelijk een sterke nationale eenheid en uitgebreide lokale autonomie. Omtrent dit laatste onderwerp citeert hij uitgebreid uit Tocquevilles De la Démocratie en Amérique (1835). Ook al bedreigen veel "ziektekiemen" de Amerikaanse samenleving (materialisme; individualisme; de grote kloof tussen rijk en arm; rassentegenstellingen; massale immigratie, ook uit landen die nooit gemeenteautonomie kenden), toch heeft het voor een vrije samenleving allergevaarlijkste kankergezwel zich nooit in de VS kunnen vastzetten: het in militaristisch en bureaucratisch denken gewortelde bevelsprincipe. Drie cruciale kenmerken van een vrije en weerbare, op het volksrecht gebaseerde gemeenschap zijn in de VS altijd blijven bestaan: (1) een tot goede nabuurschap verplichtende gemeenschapszin, (2) de verering van de federale Grondwet en van het rechtsprincipe en (3) een zelfs in crisistijd gematigde houding van partijen en klassen.

Dank der englischen Seeherrschaft wurde das kommunal-volksrechtliche Ordnungsprinzip, das Prinzip der administrativen Dezentralisation und Koordination seit dem 17. Jh in gewaltige überseeische Siedlungsgebiete verpflanzt und stieg so zum ersten Mal seit der Römerzeit wieder zu weltumspannender Geltung auf - einer der folgenschwersten Entwicklungsprozesse der Weltgeschichte. (65)

Wo immer das Angelsachsentum Staatswesen bildete, da triumphierte auch sein oberster Staatsgrundsatz: "Better self-governed than well-governed." (65)

Ook in de Scandinavische en de Nederlandse volksmonarchieën had het lokaal zelfbestuur weinig onder het proces van staatsvorming te lijden. Zweden, Finland, Noorwegen en IJsland kennen tot vandaag (1947) een sterke, van onderaf gegroeide lokale autonomie. Enkel Denemarken vormt een belangwekkende uitzondering op de Scandinavische regel. Vanaf de 14e eeuw onderdrukten Duitse soldijridders samen met de Deense adel de onvrije boeren. In 1660 brak de koning, met de steun van burgers en geestelijken (maar zonder de medewerking van de boeren), de macht van de adel. Dit luidde een periode van absolutistische heerschappij in, tijdens welke Denemarken een centralistische en bureaucratische staat werd. Maar - hierin schuilt voor Gasser het historische belang van het Deense voorbeeld - de geest van het liberalisme leidde in Denemarken na 1834 tot een gestage decentralisering en onthiërarchisering, waarbij een omvangrijke gemeenteautonomie werd ingevoerd. Op die basis kon zich vervolgens een in het vrije volksvertrouwen gewortelde parlementaire democratie ontwikkelen. Gasser ziet in Denemarken het bewijs dat het mogelijk is een "gehoorzaamheidsstaat" tot een federatief gemenebest om te vormen.

Ondanks de centrale benoeming van de burgemeesters rekent Gasser ook Nederland tot de wereld van de gemeentevrijheid. Dit heeft het land bijna uitsluitend aan de middeleeuwse stadsvrijheid te danken. Nederlandse burgemeesters hebben vooral een adviserende en consulterende functie en in de gemeenteraad hebben ze geen stemrecht.

België neemt een tussenpositie in tussen een federatieve en een centralistische orde. Ook al werd de “pouvoir communal” in de grondwet van 1830 ingeschreven, toch beschikken de Belgische gemeenten slechts over een beperkte discretionaire bevoegdheid. Gasser voorspelt (in 1947, gvh) dat België zonder een versterking van de lokale autonomie zijn communautaire problemen nooit onder controle zal krijgen (zie het tweede citaat hieronder).

Das moderne Dänemark hat also bewiesen: Der Umbau eines von oben her aufgebauten Befehls- und Machtapparates in ein von unten her aufgebautes föderatives Gemeinwesen ist kein Ding der Unmöglichkeit. (76)

Und es lässt sich mit Sicherheit voraussagen: Solange der belgische Staat das zentralistische Befehls- und Subordinationsprinzip beibehält, solange er darauf verzichtet, ein wahrhaft freiheitliches Verwaltungssystem einzuführen, wird in seinen neun Provinzen nie ein wirklich kräftiges regionales Eigenbewusstsein wieder neu aufleben können - und solange muss auch jede Bemühung scheitern, den gefährlichen Sprachenstreit zwischen den Flamen und Wallonen zu überwinden und Belgien, wie das die besten Patrioten des Landes erhoffen, zu einer "zweiten Schweiz" umzugestalten. (77)

Aan Zwitserland besteedt Gasser - hoe kan het ook anders? - uitgebreid aandacht. Het oorspronkelijk Zwitsers Eedgenootschap van 1291 was een pact voor collectieve veiligheid en onvoorwaardelijke vrijwillige arbitrage van onderlinge geschillen door lokale rechters (het verbod op rechtspraak door vreemden is een grondkenmerk van lokale autonomie). Dit pact werd gesloten tussen de bergbewoners van Uri, Schwyz en Unterwalden, drie woudsteden ("Waldstätte") in de Midden-Alpen. Door de eeuwen heen had zich in deze bergstreken een traditie van samenwerking in de strijd tegen de barre natuurelementen ontwikkeld [2], waaruit vervolgens een hechte, het individuele dorp overstijgende vertrouwensgemeenschap was ontstaan.

Vanaf de veertiende eeuw was Zwitserland een streek van vrije en bewapende boeren, waarin de geleidelijke ontwikkeling van staat en recht in tegenstelling tot de buurlanden door de burgers en de boeren werd gedragen. Zo groeide van onderaf en op organische wijze een federatie (gemenebest), die zich uiteindelijk in 1499 kon losmaken van het Heilig Roomse Rijk.

Steeds meer gemeenten en ook steden sloten zich vrijwillig bij het Eedgenootschap aan, andere gebieden werden veroverd of gekocht. Deze laatste, de zogenaamde "Untertanengemeinden", werden eeuwenlang geregeerd door landvoogden uit de dertien Oude Steden (de gebieden die zich voor 1513 aangesloten hadden). Echter, bij gebrek aan een eigen ambtenarenapparaat waren deze landvoogden afhankelijk van de medewerking van de lokale bevolking. En aangezien lokale autonomie en wapenrecht op het gehele Eedgenootschappelijke territorium golden kon zich ook in de Untertanengemeinden een cultuur van lokale zelfbeschikking ontwikkelen, tot ook deze gebieden in de negentiende eeuw volledige politieke gelijkheid konden opeisen. Zo groeide het "eeuwige verbond" van 1291 organisch uit tot het moderne Zwitserland.

In Zwitserland overstijgt het gemeenschapsprincipe vanouds de politieke en de klassentegenstellingen. Het feodalisme kon er zich nooit voluit ontwikkelen, net zomin als de voor het feodalisme typische verachting van de stedelijke burgerij jegens de plattelandsbevolking. Ondanks een periode van "absolutisme" in de 17e-18e eeuw en ondanks pogingen om Zwitserland in naam van het liberalisme tot een centralistisch-bureaucratische eenheidsstaat met een autoritair functionerende administratie om te vormen (1798-1831), bleef het principe van gemeentelijk zelfbestuur toch overeind. Dit was vooral aan de burgers zelf te danken. In 1830-31 maakten de Zwitserse kantons van de regering de opperste rechtsinstantie inzake bevoegdheidsconflicten tussen gemeenten en de staat. Gasser noemt dit een "gevaarlijke stap in de richting van een autoritair administratief recht". De burgers reageerden hierop in 1860-70 met de zogenaamde "Democratische Beweging" en slaagden erin, met democratische hervormingen (o.a. de invoering van het wetgevend referendum) hun lokale autonomie voor recuperatie door de nationale staat te behoeden. Mocht Zwitserland een staand leger en een bezoldigde bureaucratie gekend hebben, hadden de burgers nooit een zo actieve rol bij de vorming van de staatsinstellingen kunnen spelen.

Net zoals voor Engeland geldt ook voor Zwitserland dat interne conflicten en burgeroorlogen altijd van relatief korte duur waren en weinig slachtoffers maakten en dat extremistische of totalitaire ideologieën de bestaande orde nooit werkelijk konden bedreigen. Dat heeft het land ongetwijfeld aan zijn traditie van "collectieve verdraagzaamheid" te danken, aldus Gasser.

Die Eidgenossen haben die versprochene ewige Bundestreue einander auch später unter veränderten Verhältnissen gehalten und vollbrachten durch ihr dauerndes Festhalten am einmal gegebenen Wort eine sittliche Grosstat, die in der Weltgeschichte wenig gleichwertige Gegenstücke findet. (80)

Statt vom Bürger- und Rittertum wurde bei uns alle Rechts- und Staatsbildung vom Bürger- und Bauerntum getragen. (81)

Eben weil die altschweizerischen "Untertanen" aller Sprachgebiete jahrhundertelang in der Selbstverwaltung geschult wurden, vermochten sie schliesslich im 19. Jahrhundert in allen von ihnen mehrheitlich bevölkerten Kantonen die politische Macht zu ergreifen und sich auch über die Fähigkeit der Selbstregierung auszuweisen. (82)

Aus den so tiefeingewurzelten Selbstverwaltungstraditionen, aus den kommunal-volksrechtlichen Vertrauensgrundlagen der alten Eidgenossenschaft sind nachmals in organischer Entfaltung die beiden Haupterrungenschaften der modernen Schweiz herausgewachsen: der Bundesstaat und die reine Demokratie. (83)

Es war zu einem guten Teil ein geistespolitisches Versagen seiner Staatsmänner, das das Schweizervolk dazu nötigte, sich in so radikaler Weise der Idee der reinen Demokratie zu verschreiben. (85)

Alle in dit hoofdstuk besproken landen kennen, hoe verschillend ze voorts ook zijn, een sterk ontwikkeld lokaal zelfbestuur, gemeentevrijheid dus. Vergeleken bij de landen van de gemeenteonvrijheid (zie het volgende hoofdstuk) verliep de groei van nationale democratische staten in deze landen relatief rustig. De ontwikkeling van de oude gemeentevrijheid tot de moderne democratie en de nationale staat was een organisch groeiproces, van onderaf gedreven door de vrije wil tot samenwerken van lokale collectiviteiten ("collectiviteitenstaat"). Daartegenover staat de van bovenaf met een militair-bureaucratische bevels- en machtsstructuur dwangmatig opgelegde "commandostaat".

Gasser merkt op dat zowat alle communaal-decentrale gemenebesten periodes van aristocratisch, monarchisch of zelfs semi-autoritair bestuur kenden, "vooral in tijden wanneer de staat van de volksmassa's relatief weinig inspanningen op financieel en militair gebied eiste en het rechtsbewustzijn van de burgers met een extreem-conservatieve politiek tevredenstelde". Anders uitgedrukt: aangezien de aristocratie het regeringswerk en de administratie onbezoldigd uitoefende moest het volk weinig belastingen betalen, "en het schatte dit voordeel al te lichtvaardig hoger in dan de formele democratie". Desondanks gingen zelfs in deze periodes van verminderde vrijheid de traditionele waarden van het communalisme nooit verloren.

Tegelijk met de moderne staatsgedachte ontstond een nieuwsoortig recht. Terwijl recht voorheen gevonden werd begon de staat nu zelf wetten te maken. Dit leidde tot een nieuwe opvatting van vrijheid, door Gasser "de mobilisatie van het individu" genoemd: de eeuwenoude, conservatieve, corporatieve en op privileges gebaseerde opvatting van vrijheid ging geleidelijk over in een individualistische en op gelijkheid gestutte vrijheidsidee. Een natuurlijk gevolg van de toegenomen macht van het centrale bestuur in de moderne staat was een sterkere controle door de burgers. Nu de bestuurders zelf in groten getale nieuwe wetten maakten, voldeed de oude traditie van collectief volksvertrouwen niet meer. Het individu begon als individu (en niet meer louter als deel van het collectief) verantwoordelijkheid voor de gemeenschap te dragen. Alleen zo konden de aloude tradities van collectieve trots op het bestaande en vertrouwen in de wetsgetrouwheid van de medeburgers overeind blijven.

Op deze periode van liberalisering volgde vroeg of laat overal een periode van "democratisering". De toenemende scholingsgraad en de groeiende staatsburgerlijke plichten van de brede volksmassa's leidden als vanzelf tot meer directe verantwoordelijkheid en inspraak voor individuele burgers. Zo ontstond als het ware op organische wijze (hoewel overal met de nodige strijd en verwarring) de representatieve democratie en in Zwitserland de directe democratie [3].

De nationale staat en de moderne democratie zijn voor Gasser allerminst een product van de Verlichting, wel integendeel: beide groeiden organisch uit de gewijzigde levensbehoeften van een zich moderniserende wereld. Ook al stonden de lokale gemeenschappen tijdens dat ontwikkelingsproces een groot deel van hun macht af ten voordele van de centrale staat, toch behielden ze (althans in de vrije wereld van de gemeenteautonomie) de discretionaire macht (of uitvoeringsvrijheid) en de beschikkingsvrijheid (Dt. Ermessens- und Verfügungsfreiheit). Toegegeven, ook in de wereld van de gemeentevrijheid kent de ambtenarij hiërarchische structuren. Het grote verschil met gecentraliseerde staten is dat deze hiërarchie nooit het hele staatsapparaat van boven tot onder doorloopt: gemeentevrijheid betekent dat de nationale, regionale en communale instanties onderling onafhankelijk zijn. In een land met ware gemeentevrijheid kan de staat de gemeenten niet bevelen, maar heeft hoogstens een vetorecht of het recht om in te grijpen wanneer gemeenten de wet overtreden. Geschillen worden via arbitrage geregeld, niet via een machtwoord.

Wie falsch es ist, die neueingeführten Individualfreiheiten einseitig als Werk der Aufklärung, der "Ideen von 1789" zu betrachten, beweist die britische Habeas-Corpus-Akte; denn dieses Gesetz, das jeden Staatsbürger vor willkürlicher Verhaftung schützt, stammt bekanntlich aus dem Jahre 1678. (93)

In dezentralisierten, auf das administrative Koordinationsprinzip gegründeten Staatsbildungen erscheint die heutige Demokratie, genau betrachtet, als organisches Erzeugnis des urtümlich im ganzen Volke lebenden Widerstandsrechtes und seiner freiheitlichen wie konservativen Wesenseigenschaften. (93)

Die freie und starke Gemeinde im freien und starken Staate! (97)

Wo immer ein "ethischer Kollektivismus", eine "Angleichung der Gewissen" den Staat zusammenhält, da wird jede Gleichschaltung der Verwaltung, jede Übernahme des hierarchischen Befehlsprinzips und damit jede Entwicklung in Richtung des Totalstaates überflüssig und widersinnig. Es ist ja gerade die Schule der Dezentralisation, die Bürgerschule der kommunalen Selbstverwaltung, die zu einer überparteilichen Vertrauensbereitschaft erzieht - und damit zur unbedingten Anerkennung des demokratischen Mehrheitsprinzips. Denn nur aus tiefverwurzeltem Vertrauen zum Kommunalismus, d.h. zum freien Gemeinschaftswillen, vermag man es allgemein als selbstverständlich zu empfinden, eine Mehrheit habe auf den freien Willen einer Minderheit nach Möglichkeit Rücksicht zu nehmen - und eine Minderheit sei ihrerseits sittlich verpflichtet, sich aus freiem Willen dem freien Willen einer Volks- und Parlamentsmehrheit zu beugen. (97)

Hoofdstuk III. De wereld van de gemeenteonvrijheid

De van bovenaf opgebouwde, op hiërarchische bevelsadministratie en onderwerping gestutte staatsapparaten

In veruit de meeste Europese landen gingen gemeentevrijheid en zelfbestuur al in de vroege middeleeuwen definitief verloren, in Frankrijk, Italië en Spanje gebeurde dit zelfs al in de Romeinse Keizertijd. Ook al leidden de Germaanse volksverhuizingen naar het Romaanse deel van Europa tot herstel van het onder de Romeinen teloorgegane weerstandsrecht, in de praktijk bleef dit recht beperkt tot de adel, de kerk en (vanaf de 11e eeuw) de burgerij. Voor de ongewapende en onvrije boeren die de overgrote meerderheid van de werkzame bevolking vormden bleef het weerstandsrecht dode letter. In de middeleeuwen verloor de boerenstand ook in Duitsland en Oost-Europa zijn vrijheid. Onder de Frankenkoningen werd het Germaanse volksrecht geleidelijk aan met het Romeinse hiërarchiedenken vermengd, wat uiteindelijk tot het ontstaan van twee streng gescheiden standen leidde: ridderlijke beroepskrijgers en ongewapende boeren. Het feodalisme versterkte de hiërarchische "herengeest" (Dt. Herrengeist) nog. Zo konden de feodale heren in de late middeleeuwen de belastingen omzeggens naar eigen goeddunken verhogen, aangezien de ongewapende boeren zich niet konden beroepen op het weerstandsrecht dat ze theoretisch nog wel bezaten.

Volgens Gasser was het feodalisme de kiemcel van de latere militaire monarchieën. Deze monarchieën voerden voor het eerst sinds de Romeinse tijd opnieuw een staand leger en een bureaucratisch bestuursapparaat met bezoldigde en vaak niet lokale (Dt. ortsfremde) functionarissen in. Tijdens het Absolutisme (17e-18e eeuw) groeide de centralistische staatsbureaucratie tot een belangrijke machtsfactor in de staat uit. Zo gingen de stedelijke vrijheden tussen 1300 en 1800 in alle grote landen op het continent (Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Oostenrijk) verloren, ten bate van het centrale ambtenarenapparaat. Langzaam maar zeker werd het "bevel van bovenaf" beslissend voor de totstandkoming van de nationale wil, niet meer het geweten van onderaf. Toch bleef ook in de absolutistisch geregeerde landen een beperkte mate van lokaal initiatief en zelfbestuur overeind. Onder meer de succesvolle politieke en economische ontwikkeling van meer liberale landen zoals Holland en Engeland werkten dit in de hand: het succes van deze landen zette de meer centraal-hiërarchisch georganiseerde staten tot een gestage liberalisering aan.

Kortom, alle grote continentaal-Europese staten ontwikkelden zich van bovenaf. De nationale eenheid in deze landen ontstond op mechanische wijze, door toedoen van een administratief bevels- en machtapparaat.

Neben einer stehenden Armee entstand als zweites Hauptwerkzeug, um die neuen Grossmonarchien zusammenzuhalten, auch jetzt wiederum (wie einst im römischen Kaiserreich) ein bürokratischer Verwaltungsapparat. (101)

Die Keimzelle der neu entstehenden europäischen Militärmonarchien war die Feudalherrschaft, nicht die freie Gemeinde. (101)

Als Ausgangserkenntnis für alles weitere ist festzuhalten: Die grossen Festlandsnationen sind seit der Römer- bzw. der Frankenzeit ununterbrochen aufs stärkste vom administrativen Befehls- und Subordinationsprinzip und damit vom Herrschaftsgeist durchtränkt geblieben. Die Massen des Bauerntums besassen dort überhaupt nie wahre Gemeindefreiheit, und vom 14. bis zum 17. Jahrhundert ging auch dem Bürgertum die seinige fast durchwegs wieder verloren. Demgemäss vollzog sich auch die Bildung des modernen Staates in Italien, Spanien-Portugal, Frankreich, Deutschland, Österreich ganz einseitig von oben her. Damit wurden aber die einzelnen Volksschichten rein mechanisch, durch einen administrativen Befehls- und Machtapparat, zu nationaler Einheit zusammengefügt, und sie bekamen keine Gelegenheit, im übersichtlichen lokalen Raume gemeinsam und selbstverantwortlich für das Gedeihen des Staates zu sorgen und einander politisch zu vertrauen. (103)

Het grote verzuim van het liberalisme was dat het zich uitsluitend op politieke en economische vrijheid toelegde en de administratieve vrijheid volledig verwaarloosde. In alle hiërarchische overheidsstaten bleef ook na de doorbraak van het liberalisme de strak centraal georganiseerde bureaucratie onveranderd voortbestaan. De bestuursorganen in deze landen bleven ingebed in een homogene bevelstructuur, die ook na de liberalisering volgens de militaire logica van bevelen en gehoorzamen bleef functioneren. De uitwerking op de mentaliteit van de betrokken ambtenaren was nefast: zij wenden eraan, dienstbevelen kritiekloos te gehoorzamen en de eigen mening en het eigen geweten uit te schakelen. De prefecten in de Franse departementen en de Italiaanse provincies, de Spaanse provinciegouverneurs, de Pruisische provinciale "Oberpräsidenten" waren allen rechtstreeks benoemd (en afzetbaar) door hun nationale regering. Tot hun kernopdrachten behoorde het toezicht op de "zelfbestuursorganen" van het land, in eerste instantie de gemeenten. Ze gaven de gemeentebesturen directe bevelen en oefenden vaak een strenge controle uit [4].

Gasser erkent dat in de meeste hiërarchisch-bureaucratische staten weliswaar een beperkte vorm van lokaal “zelfbestuur” is blijven bestaan (1947, gvh). Met echt zelfbestuur heeft dit echter geen uitstaans: wat men in centralistische bureaucratieën “zelfbestuur” noemt heeft slechts tot doel de staatsopgaven efficiënter door lokale besturen te laten uitvoeren. Twee elementaire verschillen met écht zelfbestuur zijn dat (1) de discretionaire macht en de beschikkingsvrijheid in bureaucratische staten niet bij de gemeenten zelf liggen en dat (2) klachten van de gemeente over van hogerhand opgelegde bestuursmaatregelen geen opschortende werking hebben. In de ambtenarij van centralistisch-autoritaire staten geldt het adagium "bevel is bevel" en heerst een strikte controle van hogerhand. In landen met ware gemeentevrijheid daarentegen worden de controleorganen doorgaans (mede) door de lokale besturen verkozen, dus niet van hogerhand benoemd. In Engeland, de VS, Zwitserland heeft de nationale regering geen zeggenschap over regionale of lokale ambtenaren of bestuurders. Tocqueville maakte in dit opzicht al het onderscheid tussen “Centralisation administrative” (de regering en de hogere administratie bevelen en oordelen, de gemeenten gehoorzamen en voeren uit) en “Centralisation gouvernementale” (de gemeenten moeten alleen de wet respecteren en beslissen autonoom hoe ze die omzetten).

Fataal voor burgerzin, recht en individuele vrijheid in centralistische commandostaten is dat de burgers en de lokale besturen geleidelijk aan meer vertrouwen in machtsdenken dan in rechtsdenken krijgen. In zulke omstandigheden kan het voor ware gemeentevrijheid onmisbare vertrouwen tussen de burgers onmogelijk gedijen. De cultuur van gemeentevrijheid gaat geleidelijk aan ook in de hoofden verloren.

Es ist grundsätzlich so: Ehemalige Militärstaaten haben seinerzeit auch die zivile Verwaltung nach dem Prinzip des Befehlens und Gehorchens geformt - und im Zeitalter des Liberalismus ist daran praktisch nichts Entscheidendes geändert worden. (106)

Denn die Ermessensfreiheit ist das Kernstück aller administrativen Eigenverantwortung. Je nachdem die oberen oder die unteren Verwaltungsinstanzen darüber zu entscheiden haben, ob der konkrete Einzelfall gemäss dieser oder jener Gesetzesbestimmung zu entscheiden sei, fliesst alle Ermessensfreiheit und damit alle eigentliche Verantwortung aus autoritärer oder aus autonomer Quelle. (108)

Bis zum Gerichtsentscheid blieb die angeordnete Massnahme, gemäss dem militärischen Grundsatz: Befehl ist Befehl, ohnehin in Kraft; d.h. weder in Frankreich, Italien, Spanien, noch in Preussen, Süddeutschland, Oesterreich usw. kam dem Rekurs [het door de gemeente aangetekende beroep, gvh] aufschiebende Wirkung zu. (110)

So war die Gemeinde tatsächlich nur die unterste Instanz eines autoritären Verwaltungsapparates, nur eine Scheingemeinde, und erschien ihren Einwohnern immer weit mehr als Instrument des Staatswillens denn als eigene Bürgersache. (110)

Ja - mit dem einstigen Absolutismus verglichen, hat der festländische Liberalismus die Macht des Staatsapparates, und im Zusammenhang damit die Staatsgläubigkeit des Volkes, sogar ins Ungemessene ausweiten helfen. Das ergab sich schon aus der gewaltigen Vermehrung der Staatsaufgaben, der ständigen Ausdehnung der sozialen Gesetzgebung und sodann eben dadurch, dass so viele vom Volke gewählte Kommunalpolitiker in die administrative Befehlshierarchie eingespannt wurden. Weil ortsfremder Befehlsgewalt auf intensivste unterstellt und umfassender Ermessensfreiheit entbehrend, blieb es den Kommunen untersagt, sich zu wirklichen Vertrauensgemeinschaften freier Menschen zu entwickeln - und damit fehlte den liberal-demokratischen Einrichtungen der sittliche Unterbau. Es ist nun einmal so: "Geht in der Überfülle der gesetzlichen Zweifelsfälle und wichtigeren Ermessenfragen das Recht der stärkeren Gemeinschaft dem Recht der schwächeren Gemeinschaften grundsätzlich immer voran, wie könnte ein Volk es sich dann abgewöhnen, mehr an die Geltung der Machtidee als der Rechtsidee zu glauben? Kurz: Unter allen so vielgepriesenen Freiheitsrechten war gerade das entscheidende, die andern Rechte erst voll lebensfähig machende vergessen worden: die Gemeindefreiheit. (113)

Verschiedene Umstände haben zusammengewirkt, um diese für die liberale Demokratie so verhängnisvolle Entwicklung möglich zu machen. Die Macht der Gewohnheit, das allzu formalistische Denken, das Bedürfnis nach einer autoritären Ordnungsklammer, die Freude am Befehlenkönnen, das Misstrauen gegenüber den Volksmassen: all das stand der Aufgabe im Wege, das eigentliche Problem zu erkennen. (114)

Als eerste voorbeeld van een geliberaliseerde autoritaire staat (Dt. liberalisierter Obrigkeitsstaat) bespreekt Gasser Frankrijk [5]. In de 17e-18e eeuw werd het Franse staatsbestuur strak gecentraliseerd en kwam het lokale leven onder strenge controle van de koninklijke intendanten en hun ondergeschikten te staan. In 1789 maakte de Assemblée Nationale daar een einde aan, door met één bruuske beweging in alle 40 000 Franse gemeenten een doorgedreven vorm van lokaal zelfbestuur in te voeren, waarbij de gemeenteambtenaren door het volk verkozen en alle controles vanwege hogere instanties afgeschaft werden. Voor de bevolking was deze breuk met het verleden echter veel te radicaal en bovendien konden de nieuwe instellingen de hooggespannen verwachtingen niet snel genoeg waarmaken. Toen in 1793-1794 de Terreur begon en regeringscommissarissen naar de gemeenten gestuurd werden om tegenstanders van de centrale regering weg te zuiveren, onthaalden de inwoners van veel gemeenten de commissarissen dan ook als redders. Napoleon had enkele jaren later (1799-1800) weinig moeite om definitief komaf te maken met het mislukte experiment van de gemeentevrijheid en opnieuw een strak centralistisch-hiërarchische bureaucratie in te voeren. Deze bleef in Frankrijk tot vandaag (1947!) zo goed als ongewijzigd. Weliswaar voerde de Derde Republiek op gemeente- en departementsniveau een systeem van verkozen volksvertegenwoordiging in, maar bij gebrek aan administratieve hervormingen bleven de door het staatshoofd benoemde prefecten oppermachtig: in zowat alle belangrijke aangelegenheden (inclusief de gemeentefinanciën) hadden de prefecten en dus niet de gemeenten de discretionaire bevoegdheid. Federalisme is in Frankrijk nog altijd een aangebrand woord.

Als gevolg van deze historische ontwikkelingen gingen de Fransen vrijheid steeds meer als een louter individueel en op groepsbelangen gericht goed zien en kwamen ze nooit tot een ware synthese van vrijheid en recht, van individualisme en collectivisme. Frankrijk kent het collectieve verantwoordelijkheidsbewustzijn van in vertrouwen samenwerkende gemeenteburgers niet. Dit werkte zich op de politieke zeden van het land uit. Zo gingen burgemeesters die in hun gemeente iets gedaan wilden krijgen steeds vaker bij een minister aankloppen, in de hoop dat deze de prefect een en ander zou influisteren. Frankrijk werd een “République des Camarades”. Deze politieke cultuur tastte het vertrouwen in het parlementaire systeem aan en bracht het land in de jaren 1930 zelfs op de rand van een burgeroorlog. Ze verklaart volgens Gasser ook waarom in juli 1940 een overweldigende meerderheid van de Franse parlementairen zonder slag of stoot voor de afschaffing van de republikeinse grondwet (en dus voor de Vichy-dictatuur van maarschalk Pétain) stemden [6], in tegenstelling tot andere bezette landen zoals Nederland, Noorwegen, Denemarken.

Und doch gelang es nicht, den Geist der Autoritätsgläubigkeit, der Subordination und der Verantwortungsscheu in seinen Wurzeln zu vernichten; denn das freiheitliche Staatsdenken der Franzosen bezog sich immer nur auf das Verfassungsdenken, nicht auf das unvergleichlich wichtigere Verwaltungsdenken. (116)

So viele Staatsumwälzungen auch im 19. Jahrhundert stattfanden - am Grundaufbau der napoleonischen Verwaltungsordnung mit ihren blossen Scheingemeinden sollte sich fortan nichts Entscheidendes mehr ändern. (119)

Dem Willen zur politischen Freiheit entsprach, da alle Ordnung aus der administrativen Befehlsgewalt, also aus autoritärer Quelle floss, kein wahres Vertrauen zum freien Gemeinschaftswillen. Mit Absicht beschränkte man den politischen Einfluss des Volkes auf das Recht, alle vier Jahre die Kammerabgeordneten zu wählen. (122)

Wenn England keine Volksabstimmungen nach schweizerischem Muster kennt, so deshalb, weil solche infolge des tiefverwurzelten Vertrauens zwischen politischem Führertum und Volk allgemein als überflussig empfunden werden. In der Dritten Republik ging man allen Plebisziten gerade aus den entegegengesetzten Gründen aus dem Wege, deshalb nämlich, weil hier das politische Führertum von tiefem Misstrauen gegen jeden direkten Volkswillen erfüllt blieb - 1848 hatte ja eine freie Volkswahl Napoleon III. den Weg zum Kaiserthron geöffnet! (122)

Während die "Königreiche" England, Holland, Norwegen usw. auf Grund ihres dezentralisierten Verwaltungsaufbaus gleichsam Republiken mit einer Art erblicher Präsidentschaft darstellen, ist Frankreich mit seiner zentralistischen Befehlsverwaltung bis zum heutigen tag eigentlich eine Monarchie geblieben - eine Monarchie, die zur Zeit der Dritten Republik widersinnigerweise von einem vielhundertköpfigen Parlament beherrscht wurde. (123)

Der Engländer, Amerikaner, Skandinavier, Holländer, Schweizer empfand die Freiheit stets als nichtdiskutierbare Lebensnotwendigkeit; dem Franzosen galt sie eher als eine Art von leidenschaftlich verfolgtem Experiment - und unterlag als solches der Bewährungsprobe. (123)

Ook Duitsland is een "geliberaliseerde autoritaire staat". In de 18e-19e eeuw was Duitsland een lappendeken van autoritaire vorstendommen en de administratie was dan ook overal centralistisch-hiërarchisch opgebouwd: in Pruisen al sinds de 17e-18e eeuw, in Zuid-Duitsland sinds Napoleon. Pogingen in de 19e eeuw om in Pruisen meer lokaal zelfbestuur in te voeren [7] werden na korte tijd teruggedraaid of hadden met ware decentralisering niets gemeen, daar de lokale administratie in de praktijk ondergeschikt bleef. De situatie in Zuid-Duitsland was vergelijkbaar met die in Pruisen. De zeggenschap van de centrale toezichtsorganen over de gemeenten kende omzeggens geen wettelijke beperking.

Voor 1918 verdiende geen enkel Duits vorstendom de naam parlementaire democratie, aangezien de uitvoerende macht (en dus de controle over leger, ambtenarij en politie) altijd het voorrecht van de monarchen was gebleven. De parlementen mochten zich uitsluitend met wetgeving en belastingen bezighouden. De grootste tekortkoming van de Weimarrepubliek (1919) was dat ze deze streng hiërarchische bureaucratische structuren zo goed als onaangeroerd liet. Dat gemeente- en districtsraden nu verkozen werden had niets te betekenen, aangezien de gemeenten ondergeschikt bleven aan de centrale bureaucratie. Voorbeeld: de Pruisische landsgemeenten moesten hun boekhouding maar liefst viermaal per jaar ter controle voorleggen en voor de kleinste wijziging in de begroting toestemming van hogerhand vragen. In 1929 hadden de Duitse gemeenten nog slechts 3 % van hun begroting in eigen beheer, de andere 97 % vielen onder “Pflichtaufgaben”.

Nieuw in de Weimarrepubliek was ook de omvangrijke sociale wetgeving. Deze ging gepaard met een verregaande expansie van de autoritaire staatsadministratie. Zowat de gehele sociale wetgeving functioneerde volgens het principe van het "bestuur in opdracht" [8], wat betekent dat de gemeenten uitsluitend de bevelen en richtlijnen van hogerhand moesten uitvoeren.

De centralisering strekte zijn klauwen ook naar het regionale niveau uit. Bij de beruchte hervorming van de financiën door minister Erzberger in 1919-20 werden de Duitse deelstaten van hun belastingsautonomie beroofd. Zo werd de bureaucratie in de Weimarrepubliek een oppermachtig instrument in handen van de staatsmacht. Dit zoog al lang voor de grote economische crisis van 1929-1933 de levenskracht uit de jonge Republiek.

Geleidelijk aan namen ook de grote politieke partijen de in de bureaucratie heersende strak centralistische en autoritaire "bevelscultuur" over, tot ze uiteindelijk zelf de doodgravers van het parlementair systeem werden. Voor Gasser was de evolutie naar een militaristisch georganiseerde en totalitair heersende eenheidspartij (de NSDAP) een logisch gevolg van de totale uitschakeling van elke kritische geest en van elke zin voor initiatief in de bureaucratie.

In dieser Unselbständigkeit der preussischen und überhaupt der deutschen Landgemeinden tritt uns, geschichtlich betrachtet, nichts anderes entgegen als eine abgewandelte Form der mittelalterlichen Bauernunfreiheit. (131)

Innerhalb der Formaldemokratie des Weimarer Staates gab es für eine lebendige Verwaltungsdemokratie und damit für ein echtes, überparteiliches Gemeinschaftsbewusstsein ganz bedeutend weniger Spielraum als selbst im einstigen Zeitalter des Absolutismus! (134)

Alles in allem konnte die unselige Weimarer Republik, verwaltungsmässig betrachtet, nur als Vorbereitungs- und Durchgangsstadium zu einem extrem-autoritären Staatssystem in die Geschichte eingehen. Von vornherein erwies es sich angesichts des inneren Widerspruches zwischen der freiheitlichen Verfassung und der autoritären Verwaltung als ganz und gar unmöglich, in breiteren Volkskreisen ein freudiges bekenntnis zur bestehenden Ordnung zu erwecken, und so stellten gerade die gemässigten, die "demokratischen" Parteien gleichsam erstarrte und keine lebensvollen, keine von Kampfbereitschaft beseelten Gebilde dar. Nur leidenschaftlicher Machtwille war in einer nach dem Prinzip des Befehlens und Gehorchens verwalteten Nation imstande, einer politischen bewegung wahrhafte Volkstümlichkeit zu sichern. Sobald eine derartige Partei den so übermächtig zentralisierten Staatsapparat in die Hand bekam, brauchte sie nur noch alle andern Parteizentralen zu "konfiszieren" - und der totalitäre Einparteienstaat war fix und fertig. (136)

Vervolgens belicht Gasser kort een aantal andere geliberaliseerde autoritaire staten: Italië, Spanje (en Zuid-Amerika), Joegoslavië, Griekenland, Bulgarije. Tsjechoslovakije. In al deze landen werkten zowel rechtse als linkse partijen de uitbouw van een centralistisch bestuur actief in de hand. Hoe verwoed ze elkaar op andere vlakken ook bestreden, "in hun vasthouden aan de autoritaire bestuursorde stemden conservatieven, liberalen en socialisten fundamenteel overeen". De weinige pogingen tot decentralisatie die wel ondernomen werden (de Oostenrijkse landen in 1919-1938, Catalonië en Baskenland in 1931, Kroatië in 1939), gingen nooit zo ver dat ze ook de gemeentevrijheid invoerden. De enige uitzonderingen waren Tirol en Baskenland, maar hier had de gemeentevrijheid dan ook historische wortels. De geschiedenis leert overigens dat democratische hervormingen in centralistische gezagsstaten omzeggens nooit van onderaf komen en bijna zonder uitzondering door semi-autoritaire regeringssystemen bewerkstelligd werden: Atatürk (Turkije), Salazar (Portugal), Vargas (Brazilië), Metaxas (Griekenland).

De "geliberaliseerde autoritaire staten" hanteren een enge, tot geestelijke en economische vrijheid beperkte interpretatie van liberalisme. Een dergelijk liberalisme komt voornamelijk de intellectuele en bezittende klassen ten goede. De gewone man heeft er minder aan, hij staat hoogstens onverschillig tegenover de staat, maar wanneer hij onder een gebrekkige of slecht functionerende bureaucratie begint te lijden kan die onverschilligheid snel in vijandigheid omslaan, tot nog slechts één volks vrijheidsideaal overblijft: het anarchisme. Daarentegen voedt een goed georganiseerde autoritaire staat het geloof in autoritarisme.

Es liegt eben in der Natur der Sache: Dem autoritären Verwaltungssystem entspringt immer wieder, ob bewusst oder unbewusst, auch ein autoritäres Staatsideal. (145)

Und es ist äusserst aufschlussreich: Lediglich in solchen Ländern setzten bisher grössere Volksteile ihre Zukunftshoffnungen auf den Sowjetkommunismus und die "proletarische Diktatur", wo der Staat die Gemeinden nie dazu hat kommen lassen, sich zu freien, überparteilichen Vertrauensgemeinschaften zu entwickeln. (145)

Uit dit historisch overzicht besluit Gasser: in staten met een centralistisch-hiërarchische bureaucratie en een autoritaire bevelstructuur kan een vrije en democratische grondwettelijke orde nooit volks (Dt. volkstümlich, in het volk verankerd) worden. Liberalisme zonder ware gemeenteautonomie ontneemt de individuele burgers en belangengroeperingen de mogelijkheid, gemeenschappelijke verantwoordelijkheidszin en collectief vertrouwen in hun medeburgers te ontwikkelen. Het liberalisme kon zich in centralistisch georganiseerde landen nooit in de diepte ontwikkelen omdat het sociale bindmiddel in die landen meer mechanisch en instrumenteel is dan moreel en gewetensmatig. Bij gebrek aan gemeenschapszin werd de individualistische component meer en meer verabsoluteerd en er vormden zich allerlei groepsegoïsmen die vervolgens, met behulp van moderne propagandatechnieken, de politieke passies en de sociale haatgevoelens tot gevaarlijke hoogten dreven.

In landen zonder gemeentevrijheid hebben gemeenteraadsverkiezingen nauwelijks zin (het gemeentebestuur voert in zowat alle belangrijke zaken slechts bevelen van niet verkozen ambtenaren uit). De financiële afhankelijkheid van de gemeenten werkt er frustratie en zelfs corruptie in de hand, de politieke oppositie heeft de neiging om het regeringswerk (ook als dat ontegensprekelijk goed is) systematisch te discrediteren. Ook is de kwaliteit van de vrije pers er doorgaans lager dan in landen met ware gemeenteautonomie. "De bureaucratie regeerde, gemeenteraden en verkiezingen dienden enkel om dat feit te verhullen. Toen de totale staat uiteindelijk in de gemeenten het Führerprinzip proclameerde en alle verkiezingen afschafte (in Italië in 1926, in Duitsland in 1933, in Frankrijk in 1940), was dat nog slechts een overwinning van het zijn over de schijn."

In de moderne hiërarchisch-gecentraliseerde samenleving worden de klassen- en standentegenstellingen uit het feodalisme en het absolutisme niet gemilderd, maar net integendeel vaak nog versterkt, wat onder meer tot uiting komt in de bitse vijandigheid tussen politieke partijen. Politieke passies en sociale haatgevoelens worden met allerlei propagandatechnieken kunstmatig opgeklopt. Burgers zijn onderdanen. Hoe kan men in zo'n gemeenschap mensen tot spontane wetsgetrouwheid en collectieve verantwoordelijkheid opvoeden? Hoe de opvatting tegengaan dat het de taak van de staat is de onderdanen naar eigen goeddunken gelukkig te maken? Hoe vermijden dat de onderdanen in crisistijden alle heil van een sterke leider verwachten?

Waar mensen geen eigen verantwoordelijkheid in de gemeenschap dragen, waar belangengroeperingen leren om elkaar te bevechten of zelfs te haten, daar moet uiteindelijk de mening zegevieren dat vrijheid en democratie noodzakelijk tot een strijd van allen tegen allen voeren. Is het verwonderlijk dat in zo'n cultuur van groepsegoïsme het nationalisme als op de spits gedreven tegenreactie (gemeenschapsgevoel) hoogtij vierde? "Absolutisme, Bonapartisme, Activisme en totalitarisme wortelen allemaal, zoveel is intussen duidelijk, in een gemeenschappelijke ondergrond: in de hiërarchisch-gecentraliseerde administratie." In Pruisen werd dit principe op de spits gedreven. Het zou uiteindelijk tot het militair totalitarisme van de nazi-dictatuur leiden.

Aus allem bisher Gezeigten ergibt sich folgende grundlegende Erkenntnis: In Staatswesen, die ein Ordnungssystem in Form einer zentralistischen Beamtenhierarchie und einer obrigkeitlichen Befehlsverwaltung besitzen, können freiheitlich-demokratische Verfassungen niemals wahrhafte Volkstümlichkeit erlangen. Bürokratie und Demokratie, Subordination und Freiheit sind nun einmal, als staatsbildende Grundelemente aufgefasst, unversöhnliche Gegensätze. (149)

Kurz und gut: Die Bürokratie regierte, und das Vorhandensein von Gemeindeparlamenten und Volkswahlen diente lediglich dazu, die wahren Tatsachen zu verhüllen. Als schliesslich der totale Staat in den Gemeinden das 'Führerprinzip' proklamierte und alle Wahlen abschaffte (in Italien 1926, in Deutschland 1933, in Frankreich 1940), da bedeutete das im Grunde nur noch den Sieg des Seins uber den Schein. (151)

Persönliche Freiheit muss immer mit persönlicher Bereitschaft zusammenfallen, sich aus freiem sittlichem Willen in die bestehende Ordnung einzufügen, sonst wirkt sie ordnungssprengend, nicht ordnungsfördernd. (152)

Man darf nie vergessen: Jeder von oben her aufgebaute, auf hierarchische Befehlsverwaltung gegründete Staatsapparat ist seiner Entstehung und seinem Wesen nach ein Erzeugnis der Macht und nicht der Freiheit. (153)

Kurz: Wer immer sich zum zentralistisch-bürokratischen Verwaltungssystem, zum hierarchischen Subordinationsprinzip und damit zur Gemeindeunfreiheit bekennt, der bekennt sich in Wirklichkeit gleichzeitig, ob er nun will oder nicht, immer auch zur totalitären Staatsidee, zur "Revolution des Nihilismus"! (162)

Voetnoten

[1] De Romeinse patriciërs vormden volgens Gasser nooit een heersersadel en de plebejers hadden meer politieke rechten dan historici doorgaans beweren.

[2] Voor een beschrijving van dit historische proces van lokale gemeenschapsvorming op basis van samenwerking in akkerbouw of veeteelt zie Wim Blockmans, Geschiedenis van de macht in Europa, Mercatorfonds, 1997.

[3] Gasser spreekt van zuivere democratie (Dt. reine Demokratie).

[4] Zie lager: de bespreking van de Weimarrepubliek.

[5] Het gaat hier over Frankrijk tussen 1789-1940, dus tot het einde van de Derde Republiek.

[6] De stemming van 10 juli 1940 (beide kamers verenigd) haalde een meerderheid van 560 ja- tegen 80 neen-stemmen, of 85 % van de aanwezige verkozenen (3/5 van alle verkozenen). Ook de socialisten stemden in meerderheid voor de afschaffing van de grondwet. Volgens René Rémond (Histoire de France, deel 6, Fayard, 1991) weerlegt het feit dat 80 verkozenen tegenstemden de bewering dat de stemming onder druk plaats vond. De afschaffing van de Franse democratie door het parlement duurde twee dagen: op 9 juli werd de grondwet in beide kamers bijna unaniem voor wijziging vatbaar verklaard, op 10 juli werd ze afgeschaft. Pétain kreeg de volmacht om een nieuwe grondwet uit te vaardigen.

[7] Met onder meer de Städteverordnung van Freiherr von Stein in 1808 en de invoering van zelfbestuur in de landsgemeenten in 1872.

[8] Het Duitse Auftragsverwaltung wordt doorgaans nogal eufemistisch met "medebewind" vertaald.

De samenvatting van de twee laatste hoofdstukken van het boek, "Naar de duurzame democratisering van Europa" en "De overwinning van het machtscollectivisme", verschijnt binnenkort.