22 juli 2009

Het 'ja' uit Karlsruhe is al bijna vergeten, het 'maar' zal nog lang nazinderen

Het Lissabon-oordeel lijkt me belangrijk genoeg om er een tweede keer op terug te komen. Na een klacht van verscheidene volksvertegenwoordigers van de CSU en een klacht van Die Linke sprak het Duitse Grondwettelijk Hof zich op 30 juni over het Lissabon-verdrag uit, meer bepaald over de vraag of het verdrag met de Duitse grondwet te verzoenen is. Een eerste analyse van de krachtlijnen en de draagwijdte van het oordeel door Paul Kirchhof (ex-rechter bij het Hof) kon u hier al in vertaling lezen. In twee woorden uitgedrukt luidde het antwoord van de rechters op bovenstaande vraag: 'Ja, maar...'. Het 'maar' sloeg op de zogenaamde 'begeleidende wet' (Begleitgesetz) die de rol van het Duitse parlement in de EU-na-Lissabon regelde. Die wet holt volgens het Hof de kernbevoegdheden van het parlement uit, is dan ook flagrant in strijd met de grondwet en moet voor de ratificatie van het verdrag volledig herwerkt worden. Het Hof formuleerde specifieke instructies over de inhoud van die nieuwe wet. Instructies die de vaders en moeders van het Lissabon-Verdrag niet bijster gelukkig kunnen stemmen... Kort samengevat stellen de rechters dat Duitsland ook 'na Lissabon' geen bevoegdheden aan de EU mag overdragen zonder de uitdrukkelijke instemming van het Duitse parlement (ook al voorziet het Lissabon-verdrag op een aantal gebieden die mogelijkheid). Meer zelfs, als het gaat om de overdracht van nieuwe bevoegdheden die tot de kerntaken van de Duitse staat behoren, moeten de Duitse burgers het laatste woord krijgen. Het Hof eist in dat geval een referendum (§179 van het oordeel). De rechters geven ook expliciet aan (§249) dat de Europese vereniging er niet toe mag leiden dat "in de lidstaten onvoldoende ruimte overblijft voor de politieke organisatie (Gestaltung) van de economische, culturele en sociale levensomstandigheden". Dit geldt met name voor de bescherming van de privé-sfeer, het recht op zelfontplooiing, persoonlijke veiligheid, sociale zekerheid, "alsook voor zulke politieke beslissingen die op een bijzondere wijze afhankelijk zijn van culturele, historische en taalkundige vertrouwdheid en kennis (Vorverständnisse) en die zich in de partijpolitiek en parlementair georganiseerde ruimte van een openbaar politiek leven discursief ontwikkelen." In gewoon Nederlands: het Hof doet hier een poging om de bevoegdheden van de nationale (Duitse) staat te definiëren, een grens die de EU niet mag overschrijden. De rechters vervolgen (nog steeds §249): "Tot de fundamentele gebieden van democratische ontwikkeling behoren o.a. de nationaliteit, het burgerlijk en militair geweldmonopolie, inkomsten en uitgaven met inbegrip van de opname van kredieten" en voorts ook strafrechterlijke aspecten zoals gevangenisstraf en andere vormen van vrijheidsberoving. "Tot deze wezenlijke gebieden behoren ook culturele vragen zoals beslissingen over het taalgebruik, het familie- en onderwijsbeleid, de organisatie van de vrijheden van meningsuiting, drukpers en vergadering of de omgang met religie of levensbeschouwing". Voorts bevat het oordeel een resem concrete aanwijzingen die lijnrecht ingaan tegen de letter of de geest van het Lissabon-verdrag. Eén voorbeeld: het Duitse parlement moet elke inzet van Duitse troepen in het buitenland goedkeuren, ook als dat onder EU-vlag gebeurt. Het Lissabon-verdrag legt (resp. legde) zulke beslissingen uitsluitend in handen van de staats- en regeringsleiders (met slechts een raadgevende stem voor het EP). Kort en goed komt het oordeel erop neer dat, althans wat Duitsland betreft, de Verenigde Staten van Europa zonder de uitdrukkelijke instemming van de Duitse burgers tot het rijk der fabeltjes behoren en dat het Lissabon-verdrag een eindpunt van de Europese integratie lijkt te worden. Ook niet onbelangrijk: met zijn oordeel plaatst het Duitse Grondwettelijk Hof zichzelf de facto naast of zelfs boven (de meningen hierover lopen uiteen) het Europese Hof van Justitie. Hoe lang zal het duren eer de eerste nieuwe klacht in Karlsruhe binnenloopt, die zich op het Lissabon-oordeel beroept om een oordeel uit Luxemburg aan te vechten? Na de bekendmaking van het oordeel kondigden de fractieleiders van zowat alle Duitse partijen prompt aan dat ze nog voor de parlementsverkiezingen van september (en vooral ook: voor het tweede Ierse referendum) de nieuwe wet zullen stemmen, dat het parlement deze keer zonder inmenging van de regering zal werken (de vorige wet was zowat op maat van de regering geschreven) en dat ze de rol van het parlement zullen opwaarderen, zoals geëist door de rechters uit Karlsruhe. Maar alvast de CSU lijkt de gelegenheid te willen gebruiken om zich in de aanloop naar de parlementsverkiezingen (27 september) als EU-sceptisch te profileren: de partij ging bijna zover te eisen dat het Duitse parlement bij alle belangrijke EU-beslissingen zijn zeg krijgt en dat het 'Begleitgesetz' er niet per se in september moet komen. Het kostte Angela Merkel een reis naar München om de zusterpartij wat in te tomen. Afwachten dus was de volgende weken zullen brengen. Meer weten? - Volledige tekst van het oordeel. - Achtergrondartikel uit de Basler Zeitung - Vertaling van een vrije tribune van Paul Kirchhof in de FAZ

04 juli 2009

Het Lissabon-oordeel uit Karlsruhe: "Als de EU een staat wordt, moet Duitsland eruit stappen"

Op 30 juni 2009 maakte het Duitse Grondwettelijk Hof zijn lang verwachte oordeel over het Lissabon-verdrag bekend. Om de gapende leegte in de Vlaamse mediaberichtgeving wat op te vullen (*) volgt hier in vertaling een stuk waarin Prof. Dr. Paul Kirchhof het oordeel toelicht en duidt. Het verscheen vandaag 4 juli 2009 in de Frankfurter Allgemeine Zeitung en is online voorlopig alleen voor abonnees beschikbaar. Een eerste oppervlakkige lezing van het oordeel (en ook de karige berichtgeving in de Vlaamse pers) kan de indruk wekken dat het Hof maar weinig voorbehoud maakte bij het Lissabon-verdrag. De rechters oordeelden immers dat het verdrag niet strijdig is met de Duitse grondwet. Wel moet het Duitse parlement een begeleidende wet volledig herwerken, die de rol van Bundestag en Bundesrat (het parlement, dus) 'na Lissabon' regelt. Pas daarna mag het verdrag geratificeerd worden. Maar het oordeel is ingrijpender dan de eerste euforische reacties konden doen vermoeden en betekent meer dan gewoon een paar maanden uitstel van ratificatie. Met het Lissabon-oordeel (1) herdefinieert het Duitse Grondwettelijk Hof de machtsverhoudingen tussen de soevereine staat Duitsland en de EU, (2) zet het een rem op de toekomstige overdracht van bevoegdheden naar de EU, (3) kent het zichzelf een actieve rol bij dat proces toe. Maar vooral (4) legt het oordeel - naar mijn weten voor het eerst - formeel het eindpunt van de Europese eenmaking vast: de EU is (slechts) een gemeenschap van soevereine staten. Als de kerncompetenties en de identiteit van de Duitse staat door nieuwe bevoegdheidstransfers uitgehold worden (lees: als de EU de kernbevoegdheden van een staat krijgt), moet Duitsland uit de EU stappen. Het Hof kent het Duitse parlement een feitelijk vetorecht toe op gebieden die volgens het Lissabon-verdrag exclusieve EU-bevoegdheden moesten worden (bvb. militaire EU-operaties buiten de EU). Tegelijk beperkt het Hof de in het Lissabon-verdrag ingebouwde mogelijkheden om in de toekomst lidstaatbevoegdheden naar de EU over te hevelen zonder dat een nieuw verdrag nodig is (en dus zonder de toestemming van alle lidstaatparlementen). In tegenstelling tot bvb. België zal in Duitsland het parlement zijn toestemming moeten geven voor elke nieuwe bevoegdheidsoverdracht naar de EU, ook al is die in het Lissabon-verdrag voorzien. Hetzelfde geldt wanneer de EU-raad meerderheidsbeslissingen wil invoeren waar vandaag de unanimiteitsregel geldt. Het oordeel sterkt de macht van het Duitse parlement en dus van de Duitse staat in het proces van voortschrijdende EU-integratie. Bovendien waarschuwen de rechters in Karlsruhe expliciet dat ze al te verregaande bevoegdheidsoverdrachten desnoods zelf zullen tegenhouden. Kortom, met zijn oordeel plaatst het Grondwettelijk Hof de Duitse nationale soevereiniteit vandaag en in de toekomst boven de EU-soevereiniteit. Voor de voorstanders van een 'Verenigde Staten van Europa' (met ene Guy V. als zelfverklaard boegbeeld) is dit dan ook een serieuze tegenvaller. Alleen al om die reden had de Vlaamse pers er wat meer aandacht aan mogen besteden. Maar ik loop vooruit op de beloofde analyse van Paul Kirchhof. Kirchhof was van 1987 tot 1999 rechter bij het Grondwettelijk Hof. In 1989 was hij rapporteur over het Maastricht-oordeel van het Hof. Kirchhof weet dus waarover hij spreekt. In zijn stuk bespreekt hij inhoud en draagwijdte van het Lissabon-oordeel. Bij de vertaling streefde ik meer naar een getrouwe weergave van de inhoud dan naar stilistische perfectie. (*) Zo verscheen in De Standaard tussen 30 juni en vandaag slechts één kort artikel, dat dan nog integraal van NRC afgeschreven was. Geen woord van een eigen medewerker, geen letter commentaar of duiding - niets. Democratie in Europa De nieuwe begeleidende wet bij het Lissabon-verdrag moet veeleisend zijn Paul Kirchhof (FAZ, 4 juli 2009) De EU kent een andere vorm van democratie dan de individuele lidstaten. In de volle staatsdemocratie kiest het staatsvolk het parlement en beslist zo over de politieke prioriteiten van de wetgever, over de verhouding tussen meerderheid en minderheid. Het publieke parlementsdebat en het permanente gevecht om de gunst van de kiezer richten zich tot het staatsvolk. De EU daarentegen is een gemeenschap van staten. Hier worden de wetten niet door het Parlement gemaakt, maar door de Raad, waarin de regeringen van de lidstaten vertegenwoordigd zijn. Dit systeem van wetgeving door de Executieve macht leidt niet tot een voortdurend debat tussen parlementaire meerderheid en oppositie, bevordert het publieke debat niet, zoekt vooral de belangengroepen als gesprekspartners en ontmoet de kiezer nauwelijks. In dit systeem heeft het Europees Parlement slechts de competentie om mee te werken bij de totstandkoming van wetgeving en begroting. Het EP vertegenwoordigt geen Europees staatsvolk maar wel de 27 volkeren van de lidstaten, het wordt niet volgens het principe van de gelijkheid van elke stem verkozen, maar volgens het aantal mandaten (met een vastgelegd minimum en maximum) waarop elk land recht heeft. Als het Lissabon-verdrag in werking treedt zal een in Duitsland verkozen parlementslid 857 000 EU-burgers vertegenwoordigen, tegenover 67 000 voor een in Malta verkozen EP-lid. Het politiek gewicht (Stimmgewicht) van een Duitse burger bedraagt dus een twaalfde van dat van een Maltees. Het Duitse Grondwettelijk Hof erkent dat het Lissabon-verdrag grondwettig is. Dit verdrag breidt de competenties van de EU wezenlijk uit, vooral inzake strafrecht, defensie, internationale handel en sociale politiek. Het gerecht benadrukt echter dat deze EU-trein niet zonder tussenstop mag blijven rijden, maar veeleer dat het eindstation vastligt en dat het traject een aantal tussenstations heeft, waar de conformiteit met de Duitse grondwet getoetst moet worden. Als de EU van een associatie van staten tot een soevereiniteitsdrager met staatskenmerken zou evolueren, waardoor de lidstaat Duitsland zijn kernopdrachten en zijn identiteit als volstrekt autonome (vollverantwortliche) democratie zou verliezen, dan zou Duitsland een verdere deelname aan de EU moeten weigeren. De Verenigde Staten van Europa zullen op die manier niet ontstaan. Europees recht is in Duitsland van toepassing, niet omdat de Europese instellingen het uitgevaardigd hebben, maar omdat het Duitse parlement de geldigheid van dat recht voor Duitsland vastlegt. De wet mag soevereiniteitsrechten slechts aan de EU afstaan voorzover dit zakelijk begrensd (sachlich begrenzt), voldoende precies omschreven (hinreichend bestimmt) en principieel herroepbaar (prinzipiell widerruflich) is (principe van de beperkte zelfstandige bevoegdheid - begrenzte Einzelermächtigung). De EU mag niet op eigen gezag nieuwe competenties opeisen of meerderheidsbeslissingen invoeren, ze mag haar politieke macht tegenover de lidstaten niet verzelfstandigen. De Duitse wetgever mag in het Verdrag zijn recht om voorbehoud aan te tekenen niet opgeven, vereiste toestemmingen niet bij voorbaat ('auf Vorrat') verlenen, verdragwijzigingen niet stilzwijgend (durch Schweigen) goedkeuren, en bovenal niet door vage machtigingen ('unbestimmte Ermächtigungen') zijn verantwoordelijkheid in het EU-integratieproces uit handen geven. Voor zover het Lissabon-verdrag zulke vage machtigingen voorziet, moeten deze volgens het Duitse grondwettelijk recht zo behandeld worden, alsof elke daaruit afgeleide nieuwe machtstoename van de EU volgens de formele procedure voor een verdragswijziging werd beslist. De Duitse regeringsvertegenwoordiger in de Raad mag slechts dan instemmen, wanneer de Bundestag en de Bundesrat - in de regel met een tweederdemeerderheid - voordien door een wet hun toestemming gaven. Wanneer, zoals bij richtlijnen met gevolgen voor het strafrecht of ook bij sociaalrechtelijke voorschriften, de Duitse regeringsvertegenwoordiger volgens het Lissabon-verdrag over een vetorecht beschikt, gebruikt hij deze 'noodrem' ook slechts in opdracht van het parlement. Tegenover de verplichtingen tot collectieve bijstand, die het Lissabonverdrag aan alle lidstaten oplegt, stelt het Grondwettelijk Hof uitdrukkelijk dat het Duitse leger een 'parlementsleger' blijft, met andere woorden dat operaties van de strijdkrachten slechts mogelijk zijn met de instemming van het parlement. Geïntegreerde Europese militaire eenheden mogen, wanneer Duitse soldaten deelnemen, niet zonder toestemming van het [Duitse] parlement ingezet worden. De juridische en politieke integratieverantwoordelijkheid van het parlement blijft niet beperkt tot een eenmalige akte van toestemming, die de verdere ontwikkeling van het Europees recht aan de Europese instellingen overlaat, maar ze begeleidt een dynamische ontwikkeling van het verdrag. Daardoor krijgt de Bundestag ook tegenover de federale regering meer gewicht. De wetgever moet zich in een begeleidende wet op deze nieuwe beslissingsbevoegdheden voorbereiden. Deze wet gaat niet over randvragen van een integratieprocedure die het snel overstappen naar een Europese politieke agenda mogelijk zou maken, integendeel, de 'begeleidende wet' legt een nieuw evenwicht vast in de verantwoordelijkheden van het Duitse parlement en de Duitse regering, van de EU en de lidstaat Duitsland. Zolang deze veeleisende wet niet uitgevaardigd is mag de Bondspresident de ratificatie-oorkonde bij het Lissabonverdrag niet in Rome neerleggen en dus het verdrag voor Duitsland niet rechtsgeldig maken. Ten slotte consolideert het Federaal Grondwettelijk Hof de scheiding der machten ook met zijn eigen rol bij de Europese integratie. Controle door het Hof is noodzakelijk telkens wanneer de EU de grenzen van de haar in het verdrag toegekende bevoegdheden onmiskenbaar (ersichtlich) overschrijdt of wanneer de identiteit van de constitutionele staat Duitsland in zijn onaantastbare kernbeginselen bedreigd is. Voor deze controle is - zo geeft het Hof uitdrukkelijk aan - ook een nieuwe procedure voor het Grondwettelijk Hof 'denkbaar', waarbij het Hof bevoegdheidsoverschrijdende of de identiteit van de Duitse staat schadende EU-akten ontoepasbaar kan verklaren. Het oordeel van het Grondwettelijk Hof is een mijlpaal voor de grondwettelijke democratische staat, het geeft de EU een democratische impuls, het geeft de burgers meer rechtszekerheid tegenover het Duitse en het Europese recht.

13 mei 2009

In Zwitserland eten de partijen niet uit de staatsruif

De rechtstreekse financiering van politieke partijen door de staat is een recent verschijnsel. In Europa werd ze pas eind de jaren 1950 ingevoerd (1959 in Duitsland). Wellicht voor het eerst in de geschiedenis was Zuid-Amerika een voorloper inzake 'democratische' hervormingen: in Costa Rica en Argentinië bestond al staatssteun voor partijen. Vandaag is Zwitserland nog een van de enige Europese landen waar de partijen zichzelf niet uit de staatskas kunnen financieren. De Zwitserse partijen moeten dus zelf aan de nodige fondsen zien te geraken. Daarvoor kloppen ze voornamelijk aan bij de eigen leden en mandatarissen, bij privé-sympathisanten en bij ondernemingen. De Zwitserse christen-democraten (CVP) en liberalen (FDP) krijgen vooral steun uit het bedrijfsleven, de sociaal-democraten (SP) en de Groenen moeten het hebben van de bijdragen van leden en mandatarissen, en ook steeds meer van fundraising. Daarnaast zijn privé-giften voor alle partijen een belangrijke bron van inkomsten. (1) De jaarlijkse inkomsten van de CVP en de FDP bedragen zo'n 3 miljoen Zwitserse frank (€ 2 miljoen). De SP heeft een omzet van 4,3 miljoen frank (€ 2,85 miljoen), Die Grünen van 1 miljoen frank (€ 0.66 miljoen). Van de SVP (Zwitserse Volkspartij) zijn geen gegevens bekend, de schattingen van politieke tegenstanders lopen op tot 15 miljoen frank (€ 10 miljoen; de schatrijke Blocher financiert de partij grotendeels zelf). (2) (3) In Zwitserland bestaat geen controle op de partij-inkomsten en bepalen de partijen zelf welke informatie ze vrijgeven. Dit gebrek aan transparantie is de 'prijs' voor het ontbreken van partijfinanciering uit de staatsruif. De enige indirecte vormen van staatsfinanciering zijn de (pas in maart 2009 ingevoerde) fiscale aftrekbaarheid van privé-giften aan partijen en een jaarlijkse 'fractiebijdrage' voor het secretariaatswerk van de fracties. Deze bedraagt 94 500 frank (€ 62 400) per fractie en 17 500 frank (€ 11 500) per verkozene. (4) De financiële en economische crisis doet nu ook de Zwitserse partijen pijn. De perikelen rond de staatssteun aan grootbank UBS brachten dit onder de aandacht: nadat de FDP bekend maakte dat ze dit jaar geen geld van UBS zou aanvaarden, zette de bank op haar beurt de financiële steun aan alle partijen stop (volgens bronnen in de FDP en CVP gaat het om een paar honderdduizend franken per jaar). Waarom stemmen de Zwitserse politici niet gewoon een wet om zichzelf de verhoopte fondsen uit de staatskas te schenken, zoals bvb. in België gebeurde? Spontaan zou men de verklaring in de Zwitserse referendumcultuur kunnen zoeken: burgers kunnen immers een referendum organiseren tegen onpopulaire wetten. Maar de ware reden zou ook bij twee andere Helvetische tradities kunnen liggen: regionalisme en vrijwilligerswerk. Zoals ongeveer alles in het Alpenland zijn ook de Zwitserse partijen sterk federaal gestructureerd: de gemeentelijke en kantonnale afdelingen vormen de ware machtsbasis in de partijen (nogal wiedes, want ze financieren behalve zichzelf ook in grote mate de nationale kas). Niet zelden nemen ze openlijk andere standpunten in dan hun eigen nationale afdeling. Het gebeurt zelfs dat het centrale partijorgaan de ledenlijsten van locale partijafdelingen niet te pakken krijgt. De locale en kantonnale partijgeledingen zijn van oudsher het sterkst tegen de invoering van staatsfinanciering gekant. Naast het regionalisme is er nog de traditie van Milizarbeit. Dat is de Zwitserse term voor 'vrijwilligerswerk in openbare functies'. Volgens het Zwitsers bureau voor statistiek deed de gemiddelde Zwitser in 2001 maar liefst drie uur per maand vrijwilligerswerk (5). Ook het werk voor politieke partijen valt onder de Miliz: de meeste partijmedewerkers zijn vrijwilligers, zelfs in leidinggevende posities. De voorstelling van politiek als beroep is aan de doorsnee-Zwitser niet besteed. De hier kort geschetste Zwitserse partijcultuur heeft ertoe geleid dat Zwitserland geen professionele partijbureaucratieën kent, geen miljoenen belastinggeld verslindende kiescampagnes, geen met loonslaafjes gevuld beroepsparlement (het Zwitserse Milizparlement vergadert slechts halftijds, zodat de verkozenen hun beroep kunnen blijven uitoefenen). Maar het belangrijkste verschil met onze particratie is misschien wel dit: de Zwitserse partijen maken deel uit van de civiele maatschappij. In België daarentegen zijn de partijen 'politieke parastatalen geworden, die zichzelf geld uitbetalen via de federale en de regionale overheden' (Herman De Croo in Knack, 29 april 2009). Het Zwitserse voorbeeld bewijst dat er wel degelijk alternatieven bestaan voor staatsdotaties aan partijen. Het roept ook een hele resem vragen op bij de argumenten van de voorstanders van partijdotaties. Leidt de zelfbedruiping van partijen onvermijdelijk tot smeergeldschandalen, zwarte kassen en andere vormen van fraude, zoals politici in particratieën doorgaans beweren? Indien ja, is politieke fraude in Zwitserland dan werkelijk zo verbreid? Of beschikt Zwitserland over 'institutionele remmen' om de omkoping van partijen in te perken? (6) Hoe weegt de maatschappelijke kost van mogelijke smeergeldfraude op tegen de zekere kost (meer dan 53 miljoen euro per jaar, trend: stijgend) van de bij ons bestaande partijfinanciering? In welke mate sluiten staatsdotaties illegale circuits van partijfinanciering uit? Zwitserland is voorzeker geen paradijs op aarde, maar het is wel ontegensprekelijk democratischer, stabieler en welvarender dan België. Tegelijk bestaan tussen beide landen heel wat formele gelijkenissen. Wordt het niet stilaan tijd voor een serieuze benchmark-oefening? _________ (1) Dit stuk is (deels) gebaseerd op een artikel over de financiële moeilijkheden van de Zwitserse partijen in de Neue Zürcher Zeitung (13 mei 2009) en op het voortreffelijke werk Schweizerische Demokratie van Wolf Linder, Haupt Verlag, Bern, 2005. (2) Linder (p. 92) geeft voor 1999 de volgende cijfers (in miljoen Zwitserse frank): FDP 2.6, CVP 2.3, SPS 3.5, SVP 1.4. (3) Vergelijk dit met de Vlaamse partijen: in 2008 haalden CD&V/N-VA 10,6 miljoen euro belastinggeld binnen, Open VLD 7,2 miljoen, sp.a 6,4 miljoen, Groen! 2,3 miljoen (bron: De Tijd, 9 mei 2009). Deze inkomsten zijn goed voor 'meer dan 75 % procent' van de inkomsten van de partijen (Bart Maddens in Knack, 29 april 2009). Nog dit achtergrondweetje: volgens een recente OESO-studie bedraagt de loonwig voor een alleenstaande in België 56,0 % (de nr. 1 van de wereld, trend stijgend), in Zwitserland 29,5 % (trend dalend). (4) Zie ook het online toegankelijke Parlamentsressourcengesetz. (5) Bundesamt für Statistik (2001) : Freiwilligenarbeit in der Schweiz, gecit. in Linder, p. 70. (6) Ik denk niet alleen aan het referendum, maar ook bvb. aan de concordantiedemocratie: alle grote Zwitserse partijen vormen - volgens een vaste verdeelsleutel - samen de regering van zeven ministers en zijn dus bij alle regeringsbeslissingen betrokken. Bovendien zijn, zoals al werd aangehaald, Zwitserse verkozenen voor hun broodwinning niet uitsluitend van hun politiek mandaat (en dus van hun partij) afhankelijk, zodat de politieke cultuur veel minder te lijden heeft onder de pest van de partijtucht (dit typische bijverschijnsel van meerderheid-oppositie-systemen is in Zwitserland overigens expliciet verboden (art. 161 grondwet)). Hoe kan een 'geldsmeerder' in zo'n systeem nog in alle stilte een meerderheidsbeslissing afkopen, vooral als het volk elke beslissing van het parlement achteraf ongedaan kan maken?

21 april 2009

Het einde van de grondwet?

De Duitse grondwetspecialist Dietrich Murswiek slaat alarm over het verdrag van Lissabon (waarover het Duits Grondwettelijk Hof zich nog moet uitspreken). Hier volgt de vertaling van Murswieks vrije tribune in de Süddeutsche Zeitung van 17 april 2009.

Ik ben bewust zo weinig mogelijk van de brontekst afgeweken. De vertaling doet hier en daar dan ook wat houterig aan. Af en toe staat tussen haakjes de door Murswiek gebruikte Duitse term. Een zeker gebrek aan precisie is al in het origineel aanwezig.

bron: Süddeutsche Zeitung, 17 april 2009

Het einde van de grondwet

60 jaar Bondsrepubliek : de Duitse grondwet in het laatste jaar van zijn bestaan - de schuldige is het EU-verdrag van Lissabon

door Dietrich Murswiek

Een jaar geleden keurden de verkozenen in het Duitse parlement (de Bundestag) het verdrag van Lissabon goed, maar de draagwijdte van hun beslissing konden ze toen helemaal niet zien. Over één gevolg van het verdrag, een gevolg van welhaast revolutionaire draagwijdte, had de Duitse regering ze niet op de hoogte gebracht. Vermoedelijk is de regering zelf niet opgevallen wat de grondwettelijke gevolgen van het verdrag van Lissabon zijn: het EU-verdrag wordt de Europese opperste grondwet en het Europees Hof van Justitie wordt het hoogste grondwettelijk gerechtshof voor alle EU-landen. Ook ontneemt het verdrag het Duitse Grondwettelijk Hof (Bundesverfassungsgericht) de bevoegdheid om definitieve uitspraken te doen over kwesties betreffende het Duitse grondwettelijk recht. Deze gevolgen van het Lissabon-verdrag vloeien voort uit het feit dat het verdrag de huidige structuur van de EU opheft.

Ook nu al gaat EU-recht gedeeltelijk vóór lidstaatrecht, ook nu al plaatst het Europees Hof van Justitie zich bij conflicten boven de nationale rechtbanken. Echter, dit geldt bijna uitsluitend voor economische aangelegenheden. Met het verdrag van Lissabon verandert dit : de tot nu uitsluitend daarvoor (1) geldende basisprincipes van de Europese integratie worden nu grotendeels voor de hele EU verplicht gemaakt. Tegelijk wordt de competentie van het Europees Hof van Justitie op weinige uitzonderingen na uitgebreid tot alle rechtsgebieden waarvoor het Hof nog niet competent was. Het gevolg is dat het EU-verdrag in de toekomst nationale grondwettelijke kwesties regelt die tot vandaag tot de streng bewaakte kern van de nationale souvereiniteit behoorden.

Het EU-verdrag standaardiseert bepaalde basiswaarden (Dt. Grundwerte), die nu voor de EU en voor de lidstaten in gelijke mate bindend karakter hebben. Dat is niet nieuw: het verdrag van Amsterdam nam al in 1997 een dergelijke clausule in het EU-verdrag op. Maar tot vandaag is de verplichting om de basiswaarden na te leven veeleer een politieke verplichting en kan het Europees Hof niet over de naleving van deze waarden oordelen. Deze verplichting is vooral belangrijk als criterium bij de opname van nieuwe lidstaten. Bovendien bestaat er een sanctieprocedure, die enkel bij zware en langdurige schendingen van de basiswaarden toegepast wordt, bijvoorbeeld wanneer een staat zich na een militaire staatsgreep van de basiswaarde democratie afkeert. Overeenkomstig het verdrag van Lissabon beschrijven de basiswaarden niet langer de volkenrechtelijke verplichtingen tussen de lidstaten en de EU, maar worden ze in de lidstaten direct toepasbaar. Dit betekent dat in de toekomst elk vredegerecht een Duitse wet zonder gevolg kan en moet laten, wanneer het van mening is dat deze wet met een van de EU-basiswaarden onverenigbaar is. Echter, volgens de (Duitse) grondwet heeft het Grondwettelijk Hof het beslissingsmonopolie om te oordelen of een wet in strijd is met de grondwet. Aangezien nu het EU-verdrag met de daarin opgenomen basiswaarden een Europese opperste grondwet (Dt. Oberverfassung) wordt, komt een einde aan dit beslissingsmonopolie. En terwijl tot vandaag alleen langdurige en zware inbreuken op een basiswaarde bestraft konden worden (en uitsluitend politiek bestraft konden worden), kan in de toekomst bij elke individuele inbreuk een lidstaat voor het Europees Hof van Justitie aangeklaagd worden.

Nu zijn de basiswaarden van het EU-verdrag zulke mooie waarden als democratie, rechtsstaat, vrijheid, gelijkheid en menselijke waardigheid. Wat kan er dan slecht aan zijn dat in de toekomst het Europees Hof van Justitie daarover waakt? Het probleem is: de EU en vooral haar Hof van Justitie krijgen onder het mom van deze waarden de mogelijkheid om zwaar in de binnenlandse aangelegenheden van een lidstaat in te grijpen. Maar over de vraag wat we onder democratie en menselijke waardigheid moeten verstaan bestaat slechts een heel abstracte consensus. In individuele gevallen zijn de meningen zeer verdeeld. Is het een gebod van de democratie, een partij zoals de NPD te verbieden, of is het verbieden van een partij die haar doelstellingen geweldloos nastreeft een inbreuk tegen het democratieprincipe? Vormt verbruikend embryo-onderzoek een inbreuk op de menselijke waardigheid of is het net te rechtvaardigen met de waardigheid van de zieken die gered kunnen worden met de op basis van dit onderzoek ontwikkelde medicatie? Zulke vragen worden in verschillende Europese landen verschillend beantwoord. Met het verdrag van Lissabon wordt het definitieve oordeel over deze vragen niet langer door de nationale grondwettelijke rechtsinstanties geveld, maar door het Europees Hof van Justitie. Dat kan vooral gevolgen hebben voor de bescherming van de grondrechten in Duitsland. Zo overheerst bij het Europees Hof van Justitie – in tegenstelling tot het Duits Grondwettelijk Hof – de mening dat de menselijke waardigheid niet absoluut onaantastbaar is, maar tegen andere 'goeden' en waarden moet worden afgewogen.

Bovendien heeft het verdrag van Lissabon de bestaande basiswaarden uitgebreid met dubbelzinnige (Dt. vieldeutige) waarden zoals "rechtvaardigheid" en "solidariteit". Zulke begrippen tooien elk partijprogramma. Als basiswaarden van het EU-verdrag bieden ze het Hof van Justitie echter de mogelijkheid, zich met de binnenlandse en sociale aangelegenheden van de lidstaten te bemoeien en beslissingen te nemen waarvoor eigenlijk de nationale parlementen bevoegd zijn. Zal het Hof van Justitie bijvoorbeeld een nationale regeling onwettig verklaren die de managerlonen beperkt – omdat dat "onrechtvaardig" is? Of net omgekeerd: zal het beslissen dat het niet beperken van managerlonen een inbreuk tegen de basiswaarden is? Vandaag kan niemand dat weten. Na vijf decennia van jurisprudentie weten we wel dat het Europees Hof van Justitie elke gelegenheid te baat genomen heeft om zijn invloed op het nationale recht te vergroten.

Van zulke gevaren was tijdens de parlementaire debatten over het verdrag geen sprake. Nu blijkt echter dat het verdrag van Lissabon de nationale grondwetten degradeert tot de status die in Duitsland de grondwetten van de deelstaten tegenover de federale grondwet hebben. Het Duits Grondwettelijk Hof verliest zijn macht ook op die gebieden die louter met Duitse aangelegenheden te maken hebben. Dat was wellicht niet de bedoeling van de landen die het verdrag uitwerkten, maar het is wel een gevolg. De Duitse regering heeft nu nog de mogelijkheid om dit effect door een volkenrechtelijk voorbehoud te verhinderen. Doet ze dat niet, dan zou het zestigste jubileum van de Duitse grondwet dat we dit jaar vieren wel eens het laatste kunnen zijn. Want in de toekomst zal de grondwet nog slechts als een deelstaatgrondwet voortbestaan, als een grondwet van de tweede rang.

(1) Waarschijnlijk verwijst "dafür" (daarvoor) in de Duitse tekst naar "economische aangelegenheden".

01 april 2009

Mark Grammens, 'de journalist van Vlaanderen', bij Rondas

Op 21 maart was Mark Grammens de gast van Jean-Pierre Rondas in zijn zondagse Klara-programma Rondas. Hier volgt de volledige transcriptie van Grammens' woorden (de bindteksten van JPR zijn niet volledig weergegeven). Geniet ook van de mooie inleiding van Jean-Pierre Rondas: een welverdiende hulde aan de Journalist van Vlaanderen... - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - [JPR] – Beste luisteraar, ik ben aan mijn derde brommende, vermanende maner toe in een reeks van drie. Het is Mark Grammens, de journalist van Vlaanderen. U weet nog wie de twee anderen waren, vorige week Immanuel Wallerstein, de wereldsysteemdenker. En met Wallerstein heeft Grammens een zeker internationalisme gemeen, met een gezonde dosis kritiek op het Amerikaanse imperialisme, van Vietnam tot Irak. De eerste maner in de reeks was de pas overleden Jaap Kruithof, en ook die kwam als vrijzinnige en als marxist, af en toe wel eens, net zoals Grammens dat altijd doet, uit voor zijn links Vlaams-nationalisme. Zo werd Mark Grammens ook lang beschouwd: als links, behorende tot het progressieve kamp. Maar die perceptie is in Vlaanderen gekanteld. Plots was hij rechts, en dat heeft alles te maken met de veranderde houding tegenover de Vlaamse autonomie, tegenover het Vlaamse autonomiestreven bij de politiek correcte intelligentsia. Want in feite is Grammens vandaag, op zijn vijfenzeventigste, nog altijd een van de weinige buitenlandjournalisten met een scherpe blik op alle kolonialismen en imperialismen, van welke origine dan ook, jawel, ook een blik op het kolonialisme van Israël in Palestina. Niet toevallig was Grammens de stichter van het enige tijdschrift voor buitenlandse politiek dat Vlaanderen ooit bezat, het fameuze Tijdschrift voor Diplomatie, denk aan Le Monde Diplomatique. En niet alleen daardoor behoorde hij ooit tot een progressief kamp. Hij behoorde daartoe voornamelijk door hét weekblad par excellence van de jaren '60 en '70, De Nieuwe. De Nieuwe, dat hij nogal autoritair leidde, maar waarin op een gegeven moment de fine fleur van de Vlaamse culturele journalistiek heeft geschreven en getekend. Getekend daarin heeft bijvoorbeeld de karikaturist Gal, die is daar groot geworden, die was op den duur gewoon 'De Nieuwe incorporated'. U herinnert zich ook dat de Nieuwe een van de doodgravers van het Egmontpact is geweest en daarmee ook van Tindemans zijn eersteministerschap. De Nieuwe werd oud toen er een stel jonge redacteuren hem overnamen. En Mark Grammens, die een bundel journalistieke ervaring was, opgedaan in Engeland, Grammens begon in 1988 op zijn eigen, met het veertiendaagse blad Journaal. Alleen voor abonnees, dat is het eerste kenmerk van Journaal. Twee, merkwaardig is dat blad in die zin dat er alleen zwarte letters op een wit blad te zien zijn, niets anders, geen kleur, geen foto, geen reclame, niets, alleen tekst. Een derde kenmerk: die tekst is alleen van zijn hand. Hij zit ondertussen aan bladzijde 4280 of daaromtrent, a rato van acht bladzijden per keer, dag in dag uit geschreven op een oude Adler, een machien dat zijn bezitter en pijniger ondertussen gewoon moet zijn geraakt. Van 1988 tot nu, dus meer dan dertig (sic!) jaar is Journaal bezig, de marktwetten te tarten. Als lezer is men het eens of niet eens met de soms zeer persoonlijke stellingnames daarin, maar één ding is zeker: op die plekken waar Journaal in de bus valt wil iedereen het blad als eerste lezen. Zelf omschreef hij zijn achtbladige afleveringen als telkens weer een verzameling van hoofdartikelen. Hoofd-artikelen welteverstaan, zoals in buitenlandse kranten, want hier kent men dat niet meer. Zo spreekt Grammens trouwens ook. Grammens onderbouwt zijn standpunten met een karrenvracht lectuur, voornamelijk van andere kranten en nieuwsbronnen. Wat dat betreft is hij zoals Noam Chomsky, die heel duidelijk en heel candide ook altijd zegt: 'maar wat ik vertel is toch niks nieuws, dat is toch allemaal openbaar'. Welnu, ook Grammens doet die zoektocht voor ons in feite, waarbij hij nog eens een haarscherp geheugen heeft voor uitspraken van politici. En politici worden nu eenmaal nooit graag herinnerd aan de uitspraken van de vorige dag. (...) (5'28") Waarover gaan we het nu hebben? Simpel, over de periode tussen de vorige federale verkiezingen, juli 2007, en de volgende regionale verkiezingen, juni 2009. We beginnen met een vergelijking van nu met een episode uit het verleden, namelijk de Koningskwestie uit 1950 (waar haalt hij het uit?) en we eindigen met de Fortiscommissie, of hoe heette ze. En daartussenin gaat het over de splitsing van B-H-V, en over de staatshervorming, waarvan hij voornamelijk zegt dat we daar geen haast mee moeten maken. Niet dringend. Wachten. Maar eerst: 60 jaar terug. 1. Koningskwestie 1950 - staatshervorming 2007 (6'10") [MG] – Wat er gebeurd is bij de Koningskwestie is (ik heb het niet over de grond van de zaak hé, louter wat er naar aanleiding daarvan gebeurd is), dat op een gegeven moment de koningsgezinden geen andere keuze hadden dan te stemmen voor de CVP. De CVP heeft daar duchtig van geprofiteerd, terwijl aan de top van de CVP er een aantal mensen waren die hoegenaamd geen voorstander waren van de terugkeer van Leopold III op de troon. De CVP heeft toen een absolute meerderheid gehaald van de stemmen en heeft die absolute meerderheid gebruikt om een homogene regering samen te stellen, de regeringen Pholien en Van Houtte, en die regeringen hebben het beleid gevoerd dat de CVP wilde voeren – op heel andere terreinen dan dat waarvoor ze verkozen was, dat was Leopold III terugbrengen. Het voornaamste dat die homogene regering tot stand heeft gebracht, is een enorme scholenbouw in het katholiek onderwijs. Dat was misschien wel noodzakelijk, daar gaat het nu niet om. Het gaat niet over de grond van de zaak, ik heb het niet tegen die scholenbouw. Ik wil alleen zeggen: men is verkozen op een heel ander thema dan datgene waar men campagne (Grammens zegt 'beleid') voor gevoerd heeft. Ik heb daar in de loop van 2007 zeer vaak moeten aan terugdenken. De huidige CD&V, de opvolger van de CVP, maakt groot kabaal rond een bepaald thema, legt zware beloften af, precies zoals de hele CVP in het jaar 1950 zware beloften aan de kiezer heeft gedaan over Leopold III, maar houdt die beloften niet en voert met het stemmenaantal dat ze op die basis gekregen hadden, een heel ander beleid dan wat de kiezer heeft verwacht en waarvoor men gestemd heeft. 't Is juist dezelfde geschiedenis. En weer ging het om een belofte, die geloofwaardig klonk. Men had in '50 het gevoelen dat de CVP inderdaad zich zou inspannen voor de terugkeer van Leopold III op de troon. Mensen hadden die overtuiging, niet de top van de CVP, sommigen wel hoor. En nu weer: waarom hebben een groot aantal mensen nu voor CD&V gestemd, in 2007, die dat bij vorige verkiezingen niet gedaan hadden (het gaat over een behoorlijk aantal)? Omdat de beloften die de CD&V gedaan heeft in verband met de staatshervorming, geloofwaardig klonk. Dat was het probleem, men kan zo luid roepen als men wil dat men een grote staatshervorming nastreeft, dat is geen echte zakelijke belofte omdat, daaruit volgt niet dat men het realiseert, men moet de staatshervorming realiseren in samenspraak met anderen, franstalige partijen. Dus het afleggen van een belofte 'wij gaan zorgen voor een staatshervorming', dat geeft geen zekerheid. Voorzitter Vandeurzen, hij vooral, Leterme ook, maar vooral Vandeurzen beloofde niet alleen om een staatshervorming tot stand te zullen brengen maar van niet in een regering te zullen treden als die staatshervorming niet doorging. Die belofte is het die mensen heeft doen stemmen voor CD&V die het in andere omstandigheden niet zouden gedaan hebben. Dat is dus weer dezelfde geschiedenis als bij de terugkeer van Leopold III. Men belooft iets, dat klinkt geloofwaardig, en dan komt men aan de macht. En dat is alles. Uiteindelijk heeft de CD&V niets, volstrekt niets bereikt van wat ze beloofd had. Dat is het niet wat moet kwalijk moet genomen worden, maar wel dat ze de daaraan verbonden waarborg, daar gaat het om, de waarborg, te weten, niet in een regering te zullen treden zonder de belofte uit te voeren, dat ze die waarborg niet heeft weten te handhaven. Daar gaat het om. Ik denk dat dit het belangrijkste politiek feit is geweest van die periode: de onbetrouwbaarheid van een Vlaamse potentiële regeringspartij wanneer het gaat om het nastreven van de macht, de onbetrouwbaarheid wat haar kiesbeloften betreft. Hetzelfde met de N-VA. De vorming van het kartel met de N-VA was soort van waarborg, een bijkomende waarborg dat de belofte zou gehandhaafd worden. Want men wist: dat is de bestaansreden van die partij. Derhalve, zolang die partij erbij is zal men die belofte moeten houden. Trouwens, Greta d'Hondt, dat was de dame die in de senaat het ACV vertegenwoordigde en die nu (ze is geen senator meer) werkt op het kabinet van Milquet, als ACV-pion daar, welnu zij heeft ooit in een interview zeer duidelijk gezegd: "Het kartel met N-VA was niet inhoudelijk bedoeld, er was geen inhoudelijke basis voor, het ACV heeft alleen het kartel getolereerd met het doel aan de macht te komen." Zij is daar in een interview openlijk voor uitgekomen. Dus daar was een dubbel kiezersbedrog: aan de ene kant, men beloofde als waarborg voor het feit dat men een staatshervorming zou nastreven, beloofde men niet aan een regering deel te nemen. En de tweede waarborg was: wij zijn in een alliantie met de N-VA, die dat als voornaamste streefdoel heeft, dus ge moogt gerust zijn. Dus van het standpunt uit gezien van de machtspartij waren die twee garanties die ze bood aan de kiezer verantwoord. VLD heeft zich tijdens de verkiezingen van het jaar '07 veel minder op dat thema geprofileerd, dus ik denk niet dat er zoveel mensen speciaal voor de VLD gestemd hebben omwille van die reden, terwijl er wel ongeveer een derde van de kiezers van de CD&V voor die partij gestemd hebben om die reden en niets anders, mensen die in andere omstandigheden, indien ze dus niet... geen geloof hadden gehecht aan de beloften die gedaan werden, zouden gestemd hebben voor Vlaams Belang, voor een andere partij, om het even, maar misschien niet voor CD&V. Zodra het perspectief op een...de machtsuitoefening aanwezig was, heeft er een korte interne strijd plaatsgevonden binnen de leidende regionen van de CD&V, die geleid heeft tot de machtswisseling tussen Leterme en Van Rompuy. Want Leterme, ik denk niet dat Leterme zeer Vlaamsgezind is, hoor. Ik ga niet overdrijven, maar ik moet in het voordeel van Leterme zeggen dat ik er wel van overtuigd ben dat die man oprecht gelooft dat de redding van België ligt in een grote staatshervorming. De reden waarom Leterme dit nastreeft is minder flamingantisme, Vlaamsgezindheid, dan wel een verlangen naar een goed bestuur. Hij had als minister-president van Vlaanderen aangevoeld dat het strikt noodzakelijk was voor een goed bestuur om een grote staatshervorming door te voeren. Die man was daar, denk ik, oprecht van overtuigd, ik denk ook dat hij in alle oprechtheid maandenlang op Hertoginnedal en elders gewerkt heeft aan het nastreven van dat doel. Maar op het kritiek moment gekomen, wanneer gebleken was dat dus het Waalse 'non' onverzettelijk bleef is er binnen de CD&V beslist van het doel niet langer na te streven, maar gewoon aan de macht te komen. En dat aan de macht komen heeft niet geleid tot de vervulling van een andere belofte die gedaan werd, namelijk goed bestuur leveren. Het is inderdaad een puur immobilisme geworden. Hoewel, toch niet onderschatten : men vertelt mij dat er dagelijks misschien wel honderd, indien niet meer, benoemingen en bevorderingen ten voordele van partijmensen en vooral van de vakbond worden verricht op dit ogenblik. Dus dat is naar mijn gevoel op dit moment de enige vorm van machtsuitoefening die de CD&V uitvoert. (14:37) 2. BHV, separatisme, confederalisme, Brussel (Dit tweede deel kon u al vinden op victacausa.blogspot.com en op Inflandersfields.eu. Ik neem deze transcriptie integraal over, met dank aan Marc Vanfraechem voor de vriendelijke toestemming.) (17'05") Ik ben geen groot voorstander van het betalen van om het even welke prijs, zelfs niet de geringste, voor zowel het tot stand brengen van een staatshervorming, als voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik ben natuurlijk wel voorstander van die twee gebeurtenissen –dat spreekt vanzelf, waarom zou ik het niet zijn?– maar ik vind het totaal onverantwoord van daar ook maar de geringste prijs voor te betalen. Wat staatshervorming betreft moeten we een beetje, in Vlaanderen een beetje meer lezen, Le Soir lezen, en andere Franstalige kranten lezen. Dan zouden we weten dat de Franstalige partijen, de Franstalige elite, op dit ogenblik volop bezig is, bijna geobsedeerd is door het thema van de splitsing van België. Het enige dat hen op dit ogenblik interesseert, dat is de best mogelijke voorwaarden bekomen, waarop bij een eventuele splitsing Wallonië tot stand kan worden gebracht, hetzij bij Frankrijk, hetzij anders, om het even. Zij doen daar alles voor. Zij gaan zo ver van zelfs idiotieën zoals een corridor tussen Brussel en Wallonië te verdedigen, wat gewoon absurd is. Alsof de Vlamingen militair zouden de grens met Wallonië afsluiten. Je, je moet halfgek zijn om zo te redeneren. Maar bon, ze zijn nu eenmaal zo. Ze zijn geobsedeerd door een soort verlatingsangst, en van daaruit halen zij de gekste toeren uit. Maar, je moet wél begrijpen: elke toegeving die nu gedaan wordt, die wordt definitief op het moment van een eventuele splitsing. Kijk, ik ben er voorstander van, ik zou wensen dat ook alle Vlamingen die geen voorstander zijn van de splitsing van België, voortdurend met dat feit rekening zouden houden, precies zoals álle Walen op dit ogenblik dat doen. Dat is wat in Vlaanderen nu moet, nodig is, dat is een Vlaamse elite die, zelfs indien zij geen splitsing van België wenst, er toch in al haar daden rekening mee houdt. Om die reden ben ik dus tegen élke vorm van toegeving, in ruil voor het verkrijgen van een verdere staatshervorming. Dat vind ik dus niet verantwoord. Er zal op het moment van de splitsing, als die ooit plaatsvindt, ik zeg wel áls, zal er nog genoeg onderhandeld moeten worden. Dus, laten wij in godsnaam niets prijsgeven nu, dat is gewoon een lichte vorm van landverraad, van Vlaams standpunt uit gezien. Dat dus wat de staatshervorming betreft. Nu, wat Brussel-Halle-Vilvoorde betreft, volg ik dezelfde redenering, dus ook daar geen enkele toegeving doen. Ik ben het met Johan Vande Lanotte eens dat dit ook niet hoeft, want dit is een norm, die splitsing, die vastligt en die door het Constitutioneel Hof wordt opgedragen aan de Wetgevende en de Uitvoerende Macht, hetgeen betekent dat, als er verkiezingen plaatsvinden in het jaar elf, of vroeger, voor Kamer en Senaat, en Brussel-Halle-Vilvoorde is niét gesplitst, dan wordt dat een resem van processen, van alle Vlaamsgezinden. Die gaan zich inspannen om zoveel mogelijk processen aan te spannen totdat die ongeldigverklaring van die verkiezingen volgt. En dan komt er het volgende: dan worden wij in de wereld weer eens voor schut gezet. Allez kom, de hoofdstad van Europa kan geen geldige verkiezingen organiseren, beeld u dat in! Als je er van uitgaat dat de Franstaligen meer belang hebben bij het behoud van België, en bij de reputatie van België, dan de Vlamingen die op zichzelf kunnen bestaan, dan volgt daaruit dat het in het voordeel van de Franstaligen is dat Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst wordt. Ziet ge? En ik ben er van overtuigd dat zij dat ook weten. Ze proberen alleen van de gelegenheid gebruik te maken om van de Vlamingen van alles binnen te halen, te verkrijgen. Geef daar niet aan toe, en die splitsing komt er sowieso. [JPR] ...wie in de geschiedenis van de Belgische staat toch een paar krachtlijnen kan zien, weet ook wel dat er één lijn duidelijker gemarkeerd is dan alle andere, namelijk die naar meer soevereiniteit voor Vlaanderen, met andere woorden: de centrifugale lijn. (22'47") Dat weten de Franstaligen ook, dat wij dat zo opvatten als een stap naar de geleidelijke totstandkoming van een Vlaamse natie. Dat hoeft daarom geen volledige zelfstandigheid te zijn. Als ik spreek over Vlaamse natie, ben ik realistisch genoeg om daar niet de Vlaamse Republiek mee te bedoelen, maar wel een zeer verregaande vorm van confederalisme. Dat volstaat voor mij hoor, omdat een volledige zelfstandigheid, is in de huidige internationale context zeer moeilijk realiseerbaar. Wij gaan met enorme, enorme oppositie te maken krijgen in Europa en in de wereld. We gaan er alleen maar problemen mee krijgen. Bovendien vraag ik mij af –dat is nog het ergste eigenlijk– vraag ik mij af of dat Vlaanderen op dit ogenblik over het politieke personeel beschikt om zoiets door te voeren, op een manier die een beetje presentabel is. De Walen zijn tegen confederalisme omdat zij niet wensen op eigen benen te staan. Zij weten zeer goed dat confederalisme onder andere inhoudt dat er een transparantie komt in de bedragen die overgedragen worden van de ene deelstaat naar de andere. Dat kan niet anders. In, in Duitsland bijvoorbeeld, is dat klaar en duidelijk. Elke deelstaat weet, elke kiezer weet hoeveel zijn staat bijdraagt aan de heropbouw van het voormalige Oost-Duitsland. Het is algemeen geweten, de transparantie is volledig. Dus dat is eigen aan, aan dat soort systemen. Alleen bij ons bestaat er geen transparantie in de overdracht van middelen van de ene deelstaat naar de andere. Bij confederalisme is dat gedaan. Dan komt de transparantie, en dan beslist Vlaanderen, min of meer autonoom, over de bedragen die toegekend worden en de besteding ervan. De voornaamste reden waarom ik nu op dit moment zwaar voorstander ben van tenminste een zeer gedegen confederalisme, indien geen zelfstandigheid, dat is dat in een confederaal systeem er geen dispuut meer bestaat over de grenzen, over de begrenzing. Dat is de voornaamste verworvenheid van het confederalisme. Het is natuurlijk ook de reden waarom de Franstaligen, die altijd op gebiedsuitbreiding uit zijn, er tegen zijn. Maar dat is waarom we confederalisme dringend, dringend nodig hebben. Dat is om definitief vastliggende grenzen te hebben. En dan wordt het veel minder belangrijk of er immigratie in Vlaanderen is vanuit Brussel, of niet, omdat er toch geen grenzen meer zullen verlegd worden. De opinievorming, over wat er in België gebeurt, is volledig in handen van de francofonie. Daar moeten we ook van uitgaan, en het helpt niet –het is spijtig dat ik het moet zeggen– maar het helpt niet door in Vlaanderen een ambtenaar aan te stellen die zich moet bezighouden met het verbeteren van het imago van Vlaanderen. Daar is veel meer voor nodig dan dat. Ook daarvoor zou om te beginnen Vlaanderen in een confederaal bestel een grotere zelfstandigheid moeten genieten, want de vorming van de wereldopinie is volledig, ik zeg wel volledig in handen van de francofonie. De enige krant die door de meetellende en meesprekende buitenlanders in Brussel –perscorrespondenten enzovoort– gelezen wordt, is Le Soir. Ik heb Le Soir nu al zoveel jaren gevolgd, en vooral sinds de verkiezingen van 2007. Ik zeg soms: .als je Vlaanderen wilt zo rap mogelijk onafhankelijk maken, geef dan de Vlaamse bevolking die Frans kent een abonnement op Le Soir cadeau, en je zult het halen. (28'46") Het is de historische fout geweest van …een zeker gedeelte van de Vlaamse Beweging, en van de partijen die konden als Vlaamsgezind, heu, doorgingen, om van Brussel een derde gewest te maken. Dat was op het moment dat het gebeurd is zelfs hoegenaamd niet nodig. Men had al de hervormingen die toen plaatsgevonden hebben, gemakkelijk kunnen realiseren zonder, heu, van Brussel een derde gewest te maken. Dat is een Vlaamse toegeving geweest die men nooit had mogen doen. Helaas het is gebeurd, en omdat het gebeurd is moeten we er rekening mee houden. We moeten van de realiteit uitgaan. En die realiteit betekent dus dat Brussel in ieder geval een partner wordt in welke vorm van beslissingen ook, over confederalisme enzovoort. Daar is niets aan te doen. Waar ik het niet mee eens ben, dat is dat Vlaanderen zijn toekomst moet laten bepalen door de vrees Brussel te verliezen, want Brussel verliezen, die theorie steunt op de veronderstelling dat wij nu Brussel zouden hébben, en dat is gewoon de waarheid niet. De Vlaamse aanwezigheid in Brussel is sterk aan het verminderen, in alle opzichten. Om te beginnen getalsmatig. Ik zal een kleine voorspelling doen: .men zal de avond, of des anderendaags, na de verkiezingen van 7 juni van dit jaar, zal men in Vlaanderen schrikken van de achteruitgang van de stemmenaantal van de Vlaamse partijen in Brussel. Ze zullen evenveel zetels houden, want dat zetelaantal ligt vast. Dat is een, trouwens een psychologisch zéér nadelig element weer. Doordat hun zetelaantal vastligt, doen ze er eigenlijk niets niet meer voor. Dat is, ze zijn toch verkozen! Wat zouden ze nog doen voor de Vlamingen in Brussel? Dat is ontzettend nadelig. Als ze ons een vuile streek hadden willen lappen, de Franstaligen, dan hadden ze ons die zetels moeten geven. Ik vraag me trouwens af of het niet zo bedoeld is geweest, want het vast zetelaantal is om ...psychologisch totaal verkeerd. Daardoor wordt een illusie geschapen van deelname aan de macht, terwijl die daar in feite niet is. En bovenal komt daardoor de waarde, de democratische waarde laten we zeggen, van het aantal stemmen niet meer tot uiting. Of er nu meer, of minder Vlamingen in Brussel zijn: het blijft allemaal net hetzelfde, hé, voor de politiek. En dat is waar de politiek rekening mee houdt, en dus zeer nadelig. Wij moeten geen rekening houden met Brussel voor de eventuele Vlaamse zelfstandigheid, zij het beperkte zelfstandigheid in confederalisme, of volledige zelfstandigheid. Vlaanderen heeft Brussel niet nodig. Dat is een grove leugen van te doen alsof het anders zou zijn. Ik en er zelfs van overtuigd geworden, want ik was vroeger een andere mening toegedaan, daar kom ik graag voor uit, ik ben er van overtuigd geworden dat Vlaanderen beter af is zonder Brussel. De Vlaamse aanwezigheid in Brussel ...dat is architectuur hè, dat is prachtig natuurlijk, maar dat is alles, dat zijn stenen hè! Sinds men Brussel als derde gewest aanvaard heeft, moet men met de realiteit rekening houden, dat daar weinig aan te doen is. Ik geloof niet in een zogenaamde herovering van Brussel door Vlaanderen of iets ...dat, dat bestaat niet. En Brussel laten aansluiten bij Wallonië, dat kan mij eigenlijk geen barst schelen. Laat ze doen, want kijk eens even: dat zijn twee failliete staten die samengaan. Wat is het resultaat van een failliete staat die, die een andere failliete staat overneemt? Dat is een dubbel failliete staat. Maakt geen enkel verschil uit. Eventueel kan Vlaanderen verkrijgen dat in Brussel een gemeenschapsbeleid behouden blijft, maar afgezien van Brussel lijkt mij de evidentie dat, in een confederaal bestel, gemeenschappen ophouden te bestaan, omdat de grenzen veel vaster liggen dan in de huidige context. Zodra de grenzen vastliggen ...het kan bijna niet anders dat grensoverschrijdende gemeenschappen en zo, dat is bijna uitgesloten. (34'24") Wat betekent Brussel nog als België verwasemt, dat betekent dus: .nog bestaat, maar nog maar over enkele ministeries beschikt? Wat betekent Brussel nog als Vlaanderen, het officiële Vlaanderen, uit Brussel wegtrekt? Wat betekent Brussel nog als, ten gevolge daarvan, Europa uit Brussel wegtrekt? Want ik zou toch eens eventjes aan iets anders willen herinneren. Men zit altijd bezig over Brussel dat Europa herbergt hé, maar vorige week heeft The Economist voorspeld dat als de crisis nog lang duurt, Europa eraan gaat, de Europese Unie instort. De Financial Times heeft al dagenlang hetzelfde thema behandeld. Dus, pas op met dat Brussel is gelijk aan Europa. Dat staat absoluut niet vast. Houd daar goed rekening me alstublieft. Europa, dat wordt beschouwd, de Europese Unie wordt beschouwd als iets dat niet meer kan veranderen. Dat dus nu, euh, nu voor eeuwig bestaat, laten we het zo zeggen. Maar dat is absoluut de waarheid niet. Europa is niét tegen een langdurige crisis bestand. Dat wordt door de financiële pers op dit ogenblik aanvaard. Als een gegeven, als een gegeven aanvaard. Altijd toch niet zoveel rekening houden met Brussel als men altijd doet! Want beeld u eens in dat Brussel Europa verliest, wat blijft er nog over, zeg mij eens, hé? Waar, waar staat Brussel? Dan wordt het helemaal niks anders meer dan de islamitische hoofdstad van Europa hé, en niks anders meer. Houd er mee op met soms zó bezig te zijn met Brussel. Houd rekening met de objectieve factoren in de wereld, en stel dan vast: de Europese roeping zogezegd van Brussel, dat is een windei. Vlaanderen kan zich gemakkelijk uit Brussel terugtrekken zonder het minste verlies te lijden. België kan verwasemen, wat blijft er over van Brussel? Denk daar eens aan. Dus wat, wat, wat is die Brusselse autonomie? dat Brusselse derde gewest? Wat is dat in een verder verwijderde toekomst? In dat perspectief, wat is dat nog waard? Dus gun Brussel zijn derde gewest, we kunnen er toch niks meer aan doen. Maar dat is geen toekomst hoor, voor Brussel. Brussel kan niet op zichzelf bestaan. Ja, dus zal Brussel willen uitbreiden, zal een poging doen, maar nu is het aan de Vlamingen om te zeggen njèt, hé, in geen geval. Ik zou iets verder nog willen gaan. Ook de toekomst van de Brusselse Vlamingen, ook die, de toekomst van de Brusselse Vlamingen, zit niet in het handhaven van de huidige situatie, maar zit in een zo ver mogelijk doorgedreven Vlaamse autonomie, dus confederalisme, omdat dan de macht van Brussel automatisch vermindert, en Vlaanderen zijn voorwaarden kan opleggen. Laten we zeer optimistisch zijn, en aannemen dat in die omstandigheden Vlaanderen over een ietwat daadkrachtige regering beschikt, hé. Ik ben zeer optimistisch: in dat geval kan Vlaanderen werkelijk, ik zal niet zeggen volledig zijn wil opleggen aan Brussel, dat is ook niet nodig, maar zeker voldoende waarborgen krijgen voor de bescherming van de Brusselse Vlamingen. Veel beter dan nu. De Brusselse Vlamingen krijgen meer mogelijkheid om beschermd te worden, daadwerkelijk beschermd te worden door een Vlaamse regering en een Vlaamse natie die zelfstandig zijn, dan in de huidige situatie, met hun groteske vertegenwoordiging in het parlement, en die toch niks te zeggen hebben. Laat de Brusselse Vlamingen al hun privileges opgeven, maar, daar gaat het om, laat Vlaanderen zelfstandig zijn, in grote mate van zelfstandigheid, en de Brusselse Vlamingen zijn gered. De Franstaligen, lees hun kranten alstublieft, ik smeek, Vlamingen: lees Franstalige kranten. Ge zult dan goed merken waar ze naartoe gaan. Ze bereiden alles voor op de scheiding. Ze bereiden zich volledig voor. Weet ge dat er het laatste half jaar, in het Frans, vijf boeken en brochures verschenen zijn, vijf hé, die handelen over dat onderwerp. En die gaan uit hé, van, van mensen met een zekere allure, niet van extremisten, hoegenaamd niet, een Fralon enzovoort, die iets te zeggen hebben. Dus, ze zijn daar volop mee bezig. Vlaanderen niet. En dat is juist wat nu zeer gevaarlijk aan het worden is. Dat is: de uitgangspunten zijn te verschillend. Vlaanderen is bezig met kleine probleempjes zoals splitsing van een arrondissement en zo, relatief klein probleem, maar de Franstaligen zijn bezig met het grote probleem, de toekomst. Daar zijn die mee bezig. En dat verschil dreigt ons zuur op te breken. Dat verschil in benadering. Omdat daardoor de Vlamingen geneigd gaan zijn, zaken toe te geven die dan straks, als de serieuze discussie plaatsvindt, als verworven zullen beschouwd worden door de Franstaligen. En in ruil voor wat? Kijk, in het kader van verdergaand confederalisme met vaste grenzen, is Brussel-Halle-Vilvoorde sowieso gesplitst, hé. We moeten daar toch nu niks voor toegeven, begrijpt u? Want dat wordt in ieder geval gesplitst, dat kan niet anders. Ge kunt geen confederalisme hebben als de grenzen niet vastliggen. Dat gaat niet. Dat kan binnen België, zo’n arrondissement, maar dat kan niet in confederalisme. Dus die splitsing komt er altijd. Dat is onvermijdelijk. 3. Fortis en de 'Fortiscommissie' (41:45) [JPR] Laten we dat nu eens toepassen op de interpretatie van een heel actueel gegeven, namelijk de hele kwestie van de schending van de scheiding der machten, naar aanleiding van de verkoop van de Belgische Fortisbank aan het Franse BNP Paribas. Inderdaad een heel leerzame analyse die nu volgt, een hoofdartikel in Journaal waard. Leer hier wat het verband is tussen uw Fortis-filiaal in de straat en uw Carrefour om de hoek. Terwijl ik dit allemaal bedenk gaat Grammens onverstoorbaar door met zijn analyse van de huidige tijd, maar let maar eens op... [MG] CD&V heeft dan via Van Rompuy het bewind in handen genomen, in de hoop en de verwachting van op die manier te kunnen naar de verkiezingen gaan met indien men al verloren had op het gebied van staatshervorming, met een soort van brevet voor goed beleid. Dat goed beleid is, ik denk dat ze daar nu allemaal wel van bewust zijn, onmogelijk geworden door de houding die werd aangenomen in de Fortis-zaak. Ten eerste, er is tot hiertoe nog niemand geweest, van al de economen enzovoort die erover geschreven of gesproken hebben, die heeft kunnen aantonen waarom er geen andere keuze meer werd gemaakt voor de oplossing van het Fortis-faillissement dan het overdragen voor een appel en een ei aan Frankrijk. Ik zoek het uit, ik lees er alles over wat ik kan vinden, ik vind nog altijd geen stevig, grondig argument waarom er geen andere keuze werd voorzien, geen andere keuze werd overwogen. Ik vind het niet, dus men moet zich de vraag stellen: 'Wat is daar gebeurd, wat zit daarachter?' Het zou zeer interessant geweest zijn, als de onderzoekscommissie daarover had gehandeld, in plaats van over die scheiding der machten, die tenslotte een zeer marginaal vraagstuk is. Het is tenslotte evident dat oud-kameraden, schoolkameraden, weet ik veel, elkaar terugzien, elkaar telefoneren, dat is allemaal zo vanzelfsprekend, enfin, ik heb dat toch ook in mijn leven gedaan, wat is dat nu? Je kunt zeggen: 'journalisten moeten niks met politiek te maken hebben'. Dat is waar, je moet erbuiten blijven, je moet voorzichtig zijn, maar dat neemt niet weg dat als ge iemand goed kent en die is in de politiek gegaan, dat ge daar toch een keer kunt mee vriendschappelijk iets mee bespreken omdat ge elkaar kunt vertrouwen en weet dat het niet zal in de openbaarheid komen bijvoorbeeld. Da's een zeer belangrijk aspect, van een ander weet ge niet of die te vertrouwen is maar van vroegere kameraden... ik vind dat allemaal zeer onschuldig hoor, en trouwens ook vanzelfsprekend. Ik stel me in de plaats van autoriteiten. Als die vinden dat iets moet gebeuren, in dit geval dus, in de Fortis zaak, de overdracht aan een Franse bank, als die vinden dat dat de enige oplossing is, dan is het evident dat zij voor die oplossing steun proberen te zoeken en dat zij niet graag door het gerecht voor de voeten gelopen worden. Dat is allemaal zo vanzelfsprekend, ik maak mij daar niet druk over. Iets anders is het volgende. Het is wel zo dat heel die geschiedenis in verband met de scheiding der machten, de schending van de scheiding der machten, bij de bevolking meer dan bij de elite zal ik maar zeggen de indruk heeft gewekt van gesjoemel, van achterdeurtjes- en achterkamertjespolitiek waar de meest eigenaardige dingen gebeuren die we allemaal niet mogen weten. En die indruk is wel juist: de grote politieke beslissingen worden niet transparant getroffen, in België nog minder dan op een ander. Het is overal in in de wereld een beetje zo, maar hier speciaal zo. Dat heeft dan met de tweeledigheid, twee volkeren te maken en de verschillen en conflicten die daarmee gepaard gaan. Dus de transparantie van de politiek is zeer mager, zeer... bijna zeldzaam zelfs, met het gevolg dat als de bevolking, de kiezers, met zoiets een keer in aanraking komen, zoals nu gebeurt met die onderzoekscommissie, dat er dus 70 telefoons blijken over en weer gegaan te zijn tussen politiek en rechters, dan zegt men: wat is dat daar allemaal? Dat is een grote dikke brij van... een politieke bende, die met ons geen rekening houdt. Dat is de reactie van de kiezer en in die zin is het wel belangrijk. In die zin is die commissie 'scheiding van de machten' belangrijk geweest. (48:27) [MG] De reële vraagstukken zijn daar niet aan bod gekomen, dat mocht trouwens niet, daarvoor zal men geen openbare commissie toestaan, hé, dat is... Wat is daar gebeurd met die overdracht van Fortis aan Frankrijk? Dat klopt aan geen kanten. Dat is een daad van zo slecht bestuur dat men het niet meer begrijpt, zo erg is het. Daar moet achter de schermen van alles gebeurd zijn dat wij niet weten. Laten we het persoonlijk maken. Moest ik nou lid zijn van een onderzoekscommissie die zich daar mag mee bezig houden, dan zou ik bijvoorbeeld baron Frère opvorderen als getuige, want ik weet met zekerheid dat achter de schermen baron Frère, die zowel in Fortis zat als in BNP Paribas, achter de schermen een grote rol heeft gespeeld, maar goed, daar weten we allemaal niets van, de details kennen we niet. Het is ook zo goed als vaststaand dat nog voordat de problemen met Fortis zich voordeden, er al gesproken was over overname van Fortis door BNP Paribas. Nog voor de problemen zich voordeden was er al sprake van. En dan natuurlijk de rol van Reynders in heel deze kwestie, ook de relatie Reynders-Frère enzovoort, dat is wat moet geanalyseerd worden. Ten tweede, is het waar zoals meer en meer wordt gezegd, in kringen die meetellen laten we zeggen, dat een van de redenen waarom de regering zo gauw mogelijk van Fortis bevrijd wilde zijn, was hun verplichting, zoals ze het zagen, om Dexia te redden en het geld van de vakbonden, van de christelijke vakbeweging? Dat wordt meer en meer aangenomen, vrij algemeen aangenomen als een van de grote oorzaken van het verlappen van Fortis aan Frankrijk. Ten derde, mag niet uit het oog worden verloren dat Leterme een man is die hoopte van zijn behandeling van de Fortis-kwestie een punt te maken, een soort van, hij was mislukt inzake staatshervorming... maar dat zou hem dan toch lukken. Een politicus mislukt niet graag, geen enkele, zeker iemand met het karakter van Leterme niet. Dus is er ook de bijna vaststaande zekerheid dat van regeringswege, van overheidswege, al het mogelijke is gedaan om, eenmaal dat de beslissing was genomen om Fortis over te dragen naar PNB Paribas de indruk te wekken dat er nooit een alternatief was geweest, terwijl dat er wel was. Dat verdient onderzoek. Want het resultaat van deze hele operatie is ontzettend nadelig niet alleen voor Vlaanderen (voor Vlaanderen in de eerste plaats), maar ook voor België. Zeer nadelig omdat een groot, belangrijk gedeelte van de mogelijke kredietverstrekking in België nu in Parijse handen is, daar wordt in Parijs over beslist. Ge ziet meer en meer verhalen over de mensen van Fortis die hun beklag doen over de enorme arrogantie van franstalige bankiers waar ze hier mee te maken krijgen. Ik zou zeggen, om toch dat thema niet te besluiten op een al te pessimistische toon, er is wel één positief punt: ik denk dat Fortis de weg op gaat van Carrefour. Ik ben daarvan overtuigd. GB was een relatief goede zaak, is in handen gekomen, tien jaar geleden, van het Franse Carrefour, en zie nu wat ervan geworden is. De baas van Carrefour, gelukkig een Zweed, dus niet zo erg verbonden aan strikt Franse belangen, overweegt zeer ernstig om Carrefour België op te doeken, te verkopen of wat, hé, 'we moeten hier weg want het pakt niet'. De Fransen zijn niet geslaagd waar de GB wel geslaagd was. Ze hebben de GB gekocht omdat het een geslaagde onderneming was, zij hebben het in handen genomen en nu is het niet meer een geslaagde onderneming. Welnu, ik zou durven voorspellen: dat wordt het lot van Fortis in Franse handen. Juist zoals Carrefour gedaan heeft, gaan ze hier Fransen aan de top van het bedrijf plaatsen. Die Fransen houden met niemand of wat ook rekening, die beschouwen ons allemaal, de Walen ook hoor, ge moet hoor geen verschil maken, die beschouwen ons allemaal als des petits Belges, en dat is zeer misprijzend, negatief bedoeld, zij weten alles beter, en iedereen moet zich aan hen aanpassen, zij aanvaarden geen autonomie. Het gevolg zal zijn, naar mijn gevoelen, dat in de loop van de komende jaren, dat is niet volgend jaar al hoor, dat in de loop van de volgende jaren Fortis stilletjes aan zijn beste mensen gaat verliezen en zijn beste klanten gaat verliezen, misschien aan KBC, ik weet het niet, of aan anderen, daar gaat het nu niet om, dat het moment gaat komen dat Fortis niet meer interessant is voor de Fransen en dan hoop ik, als het zover is, dat de KBC Vlaams genoeg zal gebleven zijn en kapitaalkrachtig genoeg zal gebleven zijn om de boel over te nemen. En dan krijgen we één grote Vlaamse bank in België.

01 februari 2009

Partijtucht : sluipend gif voor de democratie

Partijtucht is een van de hardnekkigste en gevaarlijkste vormen van kiezersbedrog in parlementaire 'democratieën'. In een zopas verschenen studie ('Waar zijn de parlementaire rebellen gebleven', in: Samenleving en Politiek, januari 2009) berekent politoloog Frederik Verleden (KUL) dat de fractiecohesie in de Belgische Kamer bij 1 823 stemmingen tussen 2003 en 2007 net geen 100% bedroeg (van 97,33 % voor de cdH tot 99,95 % voor de sp.a). Fractiecohesie betekent: in hoeverre stemmen de leden van een fractie op dezelfde manier? Of voor de goede verstaander: hoe vaak durven individuele kamerleden de instructies van hun partij naast zich neerleggen?

Partijtucht vergt in de eerste plaats trouwe partijsoldaten. Van zulke 'soldaten-mandatarissen' wordt verwacht dat ze een bevel uit het partijhoofdkwartier gehoorzaam opvolgen. Dwarsliggers en al te onafhankelijke geesten moeten bij de volgende verkiezingen een onverkiesbare plaats op de lijst vrezen en dus een mogelijk vervroegd einde van hun politieke loopbaan. De meeste beroepspolitici, wier financieel welzijn van hun politieke mandaat afhangt, blijven dan ook braaf in het gelid. (Dat openlijke dissidentie in partijen zich zo zelden voordoet, toont aan hoe efficiënt de jarenlange partij-interne selectieprocedure de meest geschikte getrouwen laat doorgroeien en de anderen, de kritischen, de onafhankelijken, wegfiltert. Lijst Dedecker is een uitvloeisel van een van de weinige gevallen van doorbroken partijtucht in België. Maar Jean-Marie Dedecker was dan ook niet via het normale parcours tot VLD-soldaat opgeklommen).

Zou er ook maar iets aan de resultaten van parlementaire stemmingen veranderen als vanaf heden elke partijvoorzitter met één druk op de knop alle stemmen van zijn of haar partij mocht toewijzen? Verledens studie bewijst het zuiver retorische karakter van die vraag.

Ware democratie leeft bij de gratie van het publieke debat en het oordeelsvermogen van de burgers. Wat men doorgaans 'parlementaire democratie' noemt leeft van het parlementaire debat en het onafhankelijk oordeel van ongebonden volksvertegenwoordigers. In de Duitse grondwet is deze idee zelfs expliciet verwoord: Die Abgeordneten des Deutschen Bundestages (...) sind Vertreter des ganzen Volkes, an Aufträge und Weisungen nicht gebunden und nur ihrem Gewissen unterworfen (art. 38 GG – 'De verkozenen (...) zijn vertegenwoordigers van heel het volk, ze zijn niet aan opdrachten en instructies gebonden en uitsluitend aan het eigen geweten onderworpen').

Het gaat hier om veel meer dan 'gewoon' kiezersbedrog. Wie partijtucht oplegt of aanvaardt, zondigt tegen een basisprincipe van democratie. De verkozen politici van zowat alle partijen in zowat alle westerse 'democratieën' overtreden dan ook systematisch de regels van de democratie. Maar dat is niet alles. De geschiedenis van de Weimarrepubliek leert dat fractiediscipline de democratie in crisistijden zelfs de fatale nekslag kan toedienen.

* * *

Op 23 maart 1933 stemde het Duitse parlement (de Rijksdag) het zogenaamde Ermächtigungsgesetz, de wet die rijkskanselier Hitler toeliet om gedurende vier jaren met volmachten (dus zonder instemming van het parlement) te regeren. Voor deze volmachtenwet had Hitler een tweederdemeerderheid in het parlement nodig. Zijn eigen partij, de NSDAP, had zelfs geen gewone meerderheid, dus Hitler was op andere partijen aangewezen. De steun van de conservatief-nationalistische Duitse Nationale Volkspartij (DNVP) gold als zeker. Maar Hitler had ook de stemmen van de katholieken (Zentrumspartei) en de liberalen (Deutsche Staatspartei) nodig. Hoewel in beide partijen de meningen verdeeld waren, plaatsten de tegenstanders van de volmachtenwet na een dag van beraadslagingen uiteindelijk toch de fractiediscipline boven hun eigen geweten. Alle verkozenen van de Zentrumspartei en de Staatspartei stemden voor het Ermächtigungsgesetz (één van hen, de liberaal Theodor Heuss, zou na de oorlog de eerste president van de Bondsrepubliek worden). Met pijn in het hart, maar niettemin met gesloten rangen schaften ze de democratie via parlementaire weg af. Hitler zou zijn volmachten nooit meer uit handen geven.

Sommige historici menen dat Hitler ook zonder het Ermächtigungsgesetz zijn totalitaire staat had kunnen uitbouwen. Dat doet hier echter niet ter zake. Vanuit democratietheoretisch oogpunt luidt de historische les van 23 maart 1933: democratisch verkozen parlementsleden (van gematigde centrumpartijen notabene) bewezen met hun stemgedrag dat ze fractiediscipline hoger inschatten dan de democratie zelf.

(Parenthese: twee kanttekeningen)

  1. Het initiatief voor het Ermächtigungsgesetz kwam niet van Hitler, maar van de conservatieve katholiek en monarchist Franz von Papen (partijloos, voorheen Zentrumspartei). Von Papen was in 1932 enkele maanden rijkskanselier geweest en kwam toen al Hitler tegemoet door het verbod op de SS- en SA-milities op te heffen en door de sociaaldemocratische regering van de deelstaat Pruisen met een putsch - de zgn. 'Preußenschlag' - opzij te zetten. Na de val van zijn uitermate onpopulaire regering (het zgn. 'Baronnenkabinet'), was von Papen tot zowat alles bereid om opnieuw aan de macht te komen. Samen met anderen verbreidde hij bij rijkspresident Hindenburg zelfs het gerucht dat zijn opvolger, generaal von Schleicher, een staatsgreep plande. Papen wou van Duitsland een autoritaire monarchie maken (afschaffing van het parlementarisme, terugkeer van de keizer) en hengelde naar de steun van de nationaal-socialisten. Maar Hitler wou enkel aan een coalitieregering deelnemen als hij zelf de post van kanselier kreeg. Papen slaagde erin, Hindenburg en een groep grootindustriëlen (waaronder Krupp) te overtuigen dat ze Hitler tijdelijk als kanselier moesten aanvaarden. De kringen rond Papen maakten zich de illusie dat ze Hitler zouden kunnen manipuleren om hun eigen antidemocratische plannen door te drukken. Wij weten intussen welke prijs de mensheid voor deze misrekening zou betalen. Deze nogal lange uitweiding illustreert nog een ander typisch bijverschijnsel van de 'parlementaire democratie'. Franz von Papen was een politieke opportunist, die in 1932 geheel onverwacht (want de steun van enkele machtigen genietend) naar de top van de politiek gekatapulteerd werd. Voordien was hij, hoewel een overtuigd aanhanger van het gedachtengoed van de conservatieve DNVP, uit electorale overwegingen lid geworden van de katholieke Zentrumspartei. Een Papen is veel gevaarlijker voor de democratie dan een Hitler, omdat de laatste zonder de welwillende hulp van de eerste nooit aan de macht kan komen. En de wereld telt meer Papens dan Hitlers. (Overigens zou von Papen ook na 1933 nauw met Hitler blijven samenwerken, eerst als diplomaat de 'Anschluss' voorbereidend in Wenen, later tot het einde van de oorlog als Duits ambassadeur in Turkije).
  2. De populariserende geschiedschrijving (schoolboeken, tv-documentaires) houdt het doorgaans bij een 'gekuiste' versie van de stemming van 23 maart 1933. Die gaat ongeveer als volgt: "Na de verkiezingen van maart 1933 (die de NSDAP weliswaar won, maar zonder de verhoopte meerderheid in de Rijksdag) liet Hitler het parlement over het Ermächtigungsgesetz stemmen. De communisten waren sinds de Rijksdagbrand verboden en uit het parlement verbannen. De Kroll-opera in Potsdam, waar het parlement vergaderde, werd door gewapende SS'ers en SA'ers omsingeld en ingenomen. Onder massale druk en terreur stemde een meerderheid van de verkozenen voor de volmachtenwet. Alleen de sociaal-democraten (SPD) stemden tegen. Hun leider Otto Wels hield een moedige protestrede." De in deze schoolboekversie aangehaalde feiten zijn juist, de interpretatie ('terreur') is minstens omstreden te noemen, zoals we zullen zien. Maar bovenal ontbreken wezenlijke feiten. Over de doorslaggevende stemmen van de centrumpartijen bij het verlenen van dictatoriale volmachten aan Hitler wordt in deze 'schoolversie' van de geschiedenis doorgaans zedig gezwegen. Dat geldt ook voor de beloften en garanties waarmee Hitler de partijen over de brug haalde en voor de naoorlogse getuigenissen waarin toenmalige parlementsleden toegaven dat bij de stemming hoogstens sprake kon zijn van intimidatie, zeker niet van terreur of dwang (alsof de tegenstemmen van de SPD dit al niet voldoende aantoonden). Vooral echter gaat de historische canon volledig voorbij aan het feit dat, als von Papen in zijn opzet geslaagd was en hij de NSDAP na bewezen diensten inderdaad opzij had kunnen zetten, Duitsland in 1933 hoogstwaarschijnlijk ook zonder Hitler een autoritaire staat was geworden. Het was allicht eerder een christelijk geïnspireerde, corporatistische 'standenstaat' geworden zoals bvb. Oostenrijk (Dollfuss) en Portugal (Salazar), maar hoe dan ook een dictatuur.

(Einde parenthese.)

* * *

Het heeft weinig zin om individuele Duitse parlementsleden van de jaren dertig vandaag nog met de vinger te wijzen. Wie durft overigens met de hand op het hart beweren dat hij in dezelfde omstandigheden anders had gehandeld? Wel is het zinvol om uit het verleden de juiste lessen voor de toekomst te trekken. De hierboven al aangehaalde lering van 1933 kan in algemener bewoordingen luiden:

Het is onverantwoord, voor het vrijwaren van democratische instellingen te vertrouwen op het persoonlijke geweten van verkozen politici.

Politici zijn mensen en alle mensen zijn, hoe goed ze het ook mogen bedoelen, feilbaar. 'Weimar' toont aan dat ook groepen van (letterlijk) verkozen mensen feilbaar zijn. Om te vermijden dat velen het gelag betalen voor de fouten en zwakheden van weinigen, moeten we structurele (institutionele) oplossingen zoeken, ook voor het probleem van de partijtucht. Het gaat hier om een vraag van 'checks and balances': welke instellingen kunnen de parlementaire democratie behoeden voor de kwalijke gevolgen van partijtucht? Anders gezegd: welke maatregelen kunnen partijmandatarissen minder afhankelijk maken van de partijtop?

Het is de hoogste tijd dat het debat over deze vraag gevoerd wordt. Ik wil alvast een duit in het zakje doen en een aantal hervormingen voorstellen om het sluipend gif van de partijtucht tegen te werken:

(1) Voer de geheime stemming in het parlement in. Dit lijkt me het paardenmiddel bij uitstek tegen partijtucht. Sommigen zullen als tegenargument aanvoeren dat de kiezers de verkozenen op hun stemgedrag moeten kunnen beoordelen. In een echte democratie lijkt die tegenwerping me aanvaardbaar, maar in het huidige bestel is het slechts een nepargument, aangezien parlementsleden precies omwille van de fractiediscipline onvrij zijn in hun stemgedrag: verkozenen volgen in bijna alle gevallen als makke schapen de partijlijn. Zolang het probleem van de fractiediscipline bestaat, wegen de nadelen van de geheime stemming mijns insziens niet op tegen de voordelen.

(2) Pas de kieswetgeving aan:

- Geef de kiezers de mogelijkheid, de kandidatenvolgorde op de lijst te doorbreken. Dit bereikt men door de meervoudige stem in te voeren, die de kiezers desgewenst over verscheidene kandidaten (van verscheidene partijen) kunnen verdelen. Geef de kiezers ook de mogelijkheid, ongewenste kandidaten van de lijst te schrappen. Alleen zo kan de kiezer 'goede' kandidaten ver-kiezen en 'slechte' kandidaten uit het parlement of de gemeenteraad weren. Dit cumuleren en panacheren bestaat al vele jaren in bvb. Zwitserland en Duitsland.

- Rechtstreekse verkiezing. Laat sommige uitvoerende mandaten (burgemeester, minister-president, eerste minister) rechtstreeks en voor een volledige legislatuurperiode verkiezen. Hoe kan zo'n rechtstreekse verkiezing de partijtucht helpen neutraliseren? In landen met een meerderheidskiesrecht, zoals het VK en de VS, is het heel normaal dat een parlementslid tegen een maatregel van de eigen partij stemt. In landen met proportionele vertegenwoordiging ligt dat veel moeilijker: voor parlementsleden van regeringspartijen geldt dat ze pas echt oppositie kunnen voeren als ze niet bij elke openlijke twist of onenigheid met een minister van de eigen partij riskeren dat de regering valt. Dit risico verdwijnt grotendeels als de burgemeester en de eerste minister rechtstreeks verkozen zijn voor de hele legislatuurperiode: het parlement kan dan onafhankelijker zijn werk doen.

- Maak politiek carriérisme onmogelijk. Beperk de herverkiesbaarheid van parlementsleden (bijvoorbeeld tot twee opeenvolgende legislaturen, met vervolgens een verplichte pauze van tien of twintig jaar). Vandaag doen veel parlementsleden aan carrière-planning in de politiek. Zo worden ze bijna letterlijk broodslaven van degenen die bij verkiezingen de lijsten opstellen (de partijtop). Maak dit onmogelijk en je krijgt vanzelf meer onafhankelijke geesten.

(3) Voer het bindend referendum op volksinitiatief (BROV) in. Ervaringen in andere landen (bvb. Zwitserland, Duitsland) leren dat alleen al de mogelijkheid dat burgers een referendum afdwingen, politici aanzet om zich meer naar wil van de kiezer te richten (en dus minder naar de wil van de partijtop).

(4) Beperk de verloning van politici (voor parlementsleden bvb. tot het loon van een schooldirecteur). Voor heel wat politici is de politiek een broodwinning geworden. Ze kunnen het zich gewoonweg niet permitteren om die job te verliezen (wie een EU-mandaat bekleedt kan zelfs rijk worden van zijn of haar verloning als politicus). Het is een mythe, doorgaans door politici zelf in stand gehouden, dat niemand nog aan politiek zal willen doen als de diëten en ministerlonen een stuk lager liggen. Net integendeel: dat zou vooral de échte idealisten aanzetten om zich aan de politiek te wijden. Het zijn precies die mensen die vandaag in de partijen nooit de top bereiken (of ze moeten eerst hun idealen verloochenen). Echt idealisme is vandaag een obstakel voor politiek succes.

Op de democratie heeft partijtucht het effect van een traagwerkend gif, dat in tijden van crisis zelfs als een dodelijk gifgas kan werken. Het gevaar zal pas wijken wanneer de verkozenen des volks hun mandaat meer aan de burgers dan aan hun partij te danken hebben.

* * *