13 mei 2009

In Zwitserland eten de partijen niet uit de staatsruif

De rechtstreekse financiering van politieke partijen door de staat is een recent verschijnsel. In Europa werd ze pas eind de jaren 1950 ingevoerd (1959 in Duitsland). Wellicht voor het eerst in de geschiedenis was Zuid-Amerika een voorloper inzake 'democratische' hervormingen: in Costa Rica en Argentinië bestond al staatssteun voor partijen. Vandaag is Zwitserland nog een van de enige Europese landen waar de partijen zichzelf niet uit de staatskas kunnen financieren. De Zwitserse partijen moeten dus zelf aan de nodige fondsen zien te geraken. Daarvoor kloppen ze voornamelijk aan bij de eigen leden en mandatarissen, bij privé-sympathisanten en bij ondernemingen. De Zwitserse christen-democraten (CVP) en liberalen (FDP) krijgen vooral steun uit het bedrijfsleven, de sociaal-democraten (SP) en de Groenen moeten het hebben van de bijdragen van leden en mandatarissen, en ook steeds meer van fundraising. Daarnaast zijn privé-giften voor alle partijen een belangrijke bron van inkomsten. (1) De jaarlijkse inkomsten van de CVP en de FDP bedragen zo'n 3 miljoen Zwitserse frank (€ 2 miljoen). De SP heeft een omzet van 4,3 miljoen frank (€ 2,85 miljoen), Die Grünen van 1 miljoen frank (€ 0.66 miljoen). Van de SVP (Zwitserse Volkspartij) zijn geen gegevens bekend, de schattingen van politieke tegenstanders lopen op tot 15 miljoen frank (€ 10 miljoen; de schatrijke Blocher financiert de partij grotendeels zelf). (2) (3) In Zwitserland bestaat geen controle op de partij-inkomsten en bepalen de partijen zelf welke informatie ze vrijgeven. Dit gebrek aan transparantie is de 'prijs' voor het ontbreken van partijfinanciering uit de staatsruif. De enige indirecte vormen van staatsfinanciering zijn de (pas in maart 2009 ingevoerde) fiscale aftrekbaarheid van privé-giften aan partijen en een jaarlijkse 'fractiebijdrage' voor het secretariaatswerk van de fracties. Deze bedraagt 94 500 frank (€ 62 400) per fractie en 17 500 frank (€ 11 500) per verkozene. (4) De financiële en economische crisis doet nu ook de Zwitserse partijen pijn. De perikelen rond de staatssteun aan grootbank UBS brachten dit onder de aandacht: nadat de FDP bekend maakte dat ze dit jaar geen geld van UBS zou aanvaarden, zette de bank op haar beurt de financiële steun aan alle partijen stop (volgens bronnen in de FDP en CVP gaat het om een paar honderdduizend franken per jaar). Waarom stemmen de Zwitserse politici niet gewoon een wet om zichzelf de verhoopte fondsen uit de staatskas te schenken, zoals bvb. in België gebeurde? Spontaan zou men de verklaring in de Zwitserse referendumcultuur kunnen zoeken: burgers kunnen immers een referendum organiseren tegen onpopulaire wetten. Maar de ware reden zou ook bij twee andere Helvetische tradities kunnen liggen: regionalisme en vrijwilligerswerk. Zoals ongeveer alles in het Alpenland zijn ook de Zwitserse partijen sterk federaal gestructureerd: de gemeentelijke en kantonnale afdelingen vormen de ware machtsbasis in de partijen (nogal wiedes, want ze financieren behalve zichzelf ook in grote mate de nationale kas). Niet zelden nemen ze openlijk andere standpunten in dan hun eigen nationale afdeling. Het gebeurt zelfs dat het centrale partijorgaan de ledenlijsten van locale partijafdelingen niet te pakken krijgt. De locale en kantonnale partijgeledingen zijn van oudsher het sterkst tegen de invoering van staatsfinanciering gekant. Naast het regionalisme is er nog de traditie van Milizarbeit. Dat is de Zwitserse term voor 'vrijwilligerswerk in openbare functies'. Volgens het Zwitsers bureau voor statistiek deed de gemiddelde Zwitser in 2001 maar liefst drie uur per maand vrijwilligerswerk (5). Ook het werk voor politieke partijen valt onder de Miliz: de meeste partijmedewerkers zijn vrijwilligers, zelfs in leidinggevende posities. De voorstelling van politiek als beroep is aan de doorsnee-Zwitser niet besteed. De hier kort geschetste Zwitserse partijcultuur heeft ertoe geleid dat Zwitserland geen professionele partijbureaucratieën kent, geen miljoenen belastinggeld verslindende kiescampagnes, geen met loonslaafjes gevuld beroepsparlement (het Zwitserse Milizparlement vergadert slechts halftijds, zodat de verkozenen hun beroep kunnen blijven uitoefenen). Maar het belangrijkste verschil met onze particratie is misschien wel dit: de Zwitserse partijen maken deel uit van de civiele maatschappij. In België daarentegen zijn de partijen 'politieke parastatalen geworden, die zichzelf geld uitbetalen via de federale en de regionale overheden' (Herman De Croo in Knack, 29 april 2009). Het Zwitserse voorbeeld bewijst dat er wel degelijk alternatieven bestaan voor staatsdotaties aan partijen. Het roept ook een hele resem vragen op bij de argumenten van de voorstanders van partijdotaties. Leidt de zelfbedruiping van partijen onvermijdelijk tot smeergeldschandalen, zwarte kassen en andere vormen van fraude, zoals politici in particratieën doorgaans beweren? Indien ja, is politieke fraude in Zwitserland dan werkelijk zo verbreid? Of beschikt Zwitserland over 'institutionele remmen' om de omkoping van partijen in te perken? (6) Hoe weegt de maatschappelijke kost van mogelijke smeergeldfraude op tegen de zekere kost (meer dan 53 miljoen euro per jaar, trend: stijgend) van de bij ons bestaande partijfinanciering? In welke mate sluiten staatsdotaties illegale circuits van partijfinanciering uit? Zwitserland is voorzeker geen paradijs op aarde, maar het is wel ontegensprekelijk democratischer, stabieler en welvarender dan België. Tegelijk bestaan tussen beide landen heel wat formele gelijkenissen. Wordt het niet stilaan tijd voor een serieuze benchmark-oefening? _________ (1) Dit stuk is (deels) gebaseerd op een artikel over de financiële moeilijkheden van de Zwitserse partijen in de Neue Zürcher Zeitung (13 mei 2009) en op het voortreffelijke werk Schweizerische Demokratie van Wolf Linder, Haupt Verlag, Bern, 2005. (2) Linder (p. 92) geeft voor 1999 de volgende cijfers (in miljoen Zwitserse frank): FDP 2.6, CVP 2.3, SPS 3.5, SVP 1.4. (3) Vergelijk dit met de Vlaamse partijen: in 2008 haalden CD&V/N-VA 10,6 miljoen euro belastinggeld binnen, Open VLD 7,2 miljoen, sp.a 6,4 miljoen, Groen! 2,3 miljoen (bron: De Tijd, 9 mei 2009). Deze inkomsten zijn goed voor 'meer dan 75 % procent' van de inkomsten van de partijen (Bart Maddens in Knack, 29 april 2009). Nog dit achtergrondweetje: volgens een recente OESO-studie bedraagt de loonwig voor een alleenstaande in België 56,0 % (de nr. 1 van de wereld, trend stijgend), in Zwitserland 29,5 % (trend dalend). (4) Zie ook het online toegankelijke Parlamentsressourcengesetz. (5) Bundesamt für Statistik (2001) : Freiwilligenarbeit in der Schweiz, gecit. in Linder, p. 70. (6) Ik denk niet alleen aan het referendum, maar ook bvb. aan de concordantiedemocratie: alle grote Zwitserse partijen vormen - volgens een vaste verdeelsleutel - samen de regering van zeven ministers en zijn dus bij alle regeringsbeslissingen betrokken. Bovendien zijn, zoals al werd aangehaald, Zwitserse verkozenen voor hun broodwinning niet uitsluitend van hun politiek mandaat (en dus van hun partij) afhankelijk, zodat de politieke cultuur veel minder te lijden heeft onder de pest van de partijtucht (dit typische bijverschijnsel van meerderheid-oppositie-systemen is in Zwitserland overigens expliciet verboden (art. 161 grondwet)). Hoe kan een 'geldsmeerder' in zo'n systeem nog in alle stilte een meerderheidsbeslissing afkopen, vooral als het volk elke beslissing van het parlement achteraf ongedaan kan maken?